Het 200ste nummer van het Tijdschrift Fiscaal Ondernemingsrecht (TFO) is verschenen. Ter gelegenheid van deze mijlpaal delen redactieleden van het TFO in een speciaal jubileumnummer hun visie op diverse actuele fiscale onderwerpen. Het TFO-jubileumnummer is gratis beschikbaar voor lezers van TaxLive.

De jubileumeditie bevat analyses over de fiscale eenheid in de BTW, de discussie rond vermogensaanwas- en vermogenswinstbelasting, en de toepassing van belastingverdragen in complexe internationale structuren. Ook wordt stilgestaan bij de earningsstrippingmaatregel, de recente jurisprudentie over de deelnemingsvrijstelling en de impact van het politieke akkoord binnen de G7 over het uitzonderen van Amerikaanse multinationals van de Income Inclusion Rule (IIR) en de Undertaxed Profit Rule (UTPR) op de interpretatie van de EU Pijler 2-Richtlijn.

Fiscale eenheid omzetbelasting: is kiezen voor een keuze een optie?

Prof. dr. S.B. Cornielje, bijzonder hoogleraar indirecte belastingen aan de Vrije Universiteit en partner bij PwC, bespreekt de totstandkoming van de fiscale eenheid in de omzetbelasting. In Nederland is de vorming daarvan wilsonafhankelijk. Vaak wordt gepleit voor een keuzeregime, waarbij belastingplichtigen kunnen opteren voor een fiscale eenheid als zij aan de voorwaarden voldoen. Van een fiscale eenheid van rechtswege zou dan geen sprake meer zijn. Na analyse van de BTW-richtlijn en de regeling in diverse andere lidstaten komt Cornielje tot de conclusie dat sterk valt te betwijfelen of het ooit de bedoeling is geweest lidstaten de mogelijkheid te geven een keuzerecht in te voeren. Het HvJ EU heeft zich nooit over deze kwestie uitgelaten en strijdigheid met het Europese recht lijkt een serieus risico. Gezien de praktijk in een aantal andere lidstaten lijkt alleen op strikt praktische gronden te onderbouwen dat kiezen voor een fiscale eenheid met keuzerecht een optie is.

Vermogensaanwas-, vermogenswinstbelasting of een combinatie van beide?

Dr. R.P. van den Dool, zelfstandig fiscalist en verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, buigt zich over het SHS-inkomensbegrip om te kunnen beoordelen hoe de voorgestelde Wet werkelijk rendement box 3 zich daartoe verhoudt. Volgens Schanz, Haig en Simons (SHS) omvat inkomen ook ongerealiseerde vermogensmutaties, mits deze nauwkeurig zijn vast te stellen. Er bestaat de nodige kritiek tegen de in het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 gekozen vermogensaanwasbelasting. Zo’n aanwasbelasting doet echter wel recht aan het gelijkheidsbeginsel, draagkrachtbeginsel en neutraliteitsbelasting. Bovendien sluit die aanwasbelasting aan op het SHS-inkomensbegrip. Vanwege het feit dat voor o.a. vastgoed een vermogenswinstbelasting gaat gelden, ontstaat ongelijkheid tussen verschillende soorten vermogen. Om een meer gelijke behandeling te bereiken, dient een neutraliseringsmechanisme te worden toegevoegd aan het wetsvoorstel. Heffing over ongerealiseerde vermogensmutaties als zodanig leidt naar verwachting van de auteur niet tot strijdigheid met Protocol 1 EVRM.

Driehoeksverhoudingen en verdragstoepassing

Prof. dr. P. Kavelaars, hoogleraar Fiscale Economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, gaat in op de verdragstoepassing in driehoeksverhoudingen. Belastingverdragen zijn in de regel bilaterale overeenkomsten en regelen daarmee alleen situaties tussen de verdragsluitende landen. Doet zich een geval van meervoudige heffing voor waar drie (of meer) landen bij zijn betrokken – hierna driehoeksverhoudingen – dan lost een enkel bilateraal belastingverdrag eventuele meervoudige heffingen tussen de drie landen in beginsel niet op. Kavelaars pleit ervoor om ten aanzien van winst uit onderneming tot een oplossing te komen door vaste inrichtingen verdragsgerechtigd te maken, en vervolgens het verdrag tussen de v.i.-staat en de bronstaat toe te passen in plaats van het verdrag tussen de bronstaat en de hoofdhuisstaat. Volgens Kavelaars is dit ook vanuit Unierechtelijk en meer algemeen vanuit non-discriminatieperspectief een voor de hand liggende richting.

De Nederlandse earningsstrippingmaatregel: zes jaar later

Mr. M.H.C. Ruijschop, fiscaalrechtelijk docent aan de Universiteit van Leiden en tevens verbonden aan het Tax Knowledge Center van KPMG Meijburg, besteedt aandacht aan de stand van zaken rondom de earningstrippingmaatregel die zes jaren geleden werd ingevoerd. In deze kritische beschouwing houdt de auteur de regeling en de gevolgen tegen het licht en beziet welke knelpunten er inmiddels zijn opgekomen bij de uitleg en toepassing van de earningsstrippingmaatregel. Daarbij doet de auteur waar mogelijk suggesties voor oplossingen.

Actualiteiten in de deelnemingsvrijstelling

Prof. dr. S.A. Stevens, hoogleraar vennootschapsbelasting Tilburg University en partner bij HVK Stevens, bespreekt de recente jurisprudentie met betrekking tot de deelnemingsvrijstelling. Daaruit blijkt dat rechters veel waarde hechten aan doel en strekking van de deelnemingsvrijstelling. Aan een grammaticale uitleg van de wet komt meer betekenis toe wanneer er een samenloop is tussen bepalingen of wanneer de wetgever voorzien heeft in een specifieke formulering van de wet. Bovendien streven wetgever en rechterlijke macht naar een evenwichtige behandeling van belanghebbenden bij een deelneming. Het is nog niet duidelijk op welke wijze het EU-rechtelijke misbruikconcept doorwerkt naar de deelnemingsvrijstelling. De huidige systematiek van de deelnemingsvrijstelling zou onder omstandigheden in strijd kunnen zijn met het EU-recht, omdat de bezittingentoets niet uitsluit dat er sprake is van misbruik.

Over internationale politieke akkoorden, EU Pijler 2-Richtlijn en rechtsmisbruik

Tot slot bespreekt mr. C. Wisman, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, de mogelijke (onverwachte) impact van het politieke akkoord binnen de G7 over het uitzonderen van Amerikaanse multinationals van de Income Inclusion Rule (IIR) en de Undertaxed Profit Rule (UTPR) op de interpretatie van de EU Pijler 2-Richtlijn in het licht van ‘misbruik van (Unie)recht’. Door niet-coherente uitlatingen van EU-lidstaten en een ‘mismatch’ tussen de doelstellingen en de bepalingen, wordt het steeds lastiger om het ‘doel’ van de EU Pijler 2-Richtlijn vast te stellen voor toepassing van het objectieve element van de antimisbruiktoets van het HvJ EU. Mogelijk resteert nog slechts grammaticale uitleg van de bepalingen, waardoor rechtsmisbruik in die benadering minder snel wordt vastgesteld en geadresseerd.

Lees de artikelen in het bijzonder jubileumnummer van het Tijdschrift Fiscaal Ondernemingsrecht (TFO) op InView via deze linken:

 

Bron: InView

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Belastingrecht algemeen, Omzetbelasting, Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting, Minimumbelasting, Internationaal belastingrecht, Inkomstenbelasting

Focus: Focus

40

Gerelateerde artikelen