Op 10 november 2016 oordeelde het Hof van Justitie van de EU in de zaak Pavlína Baštová dat er geen btw is verschuldigd over ontvangen prijzengelden bij paardenwedrennen. Die uitspraak zet de deur open voor discussies over de belastbaarheid van resultaatafhankelijke vergoedingen. Maar hoe breed is dit arrest te trekken? Van een gewonnen race is in ieder geval nog geen sprake, aldus Madeleine Merkx, knowledge manager indirect tax bij Deloitte en universitair docent aan de universiteit Leiden.

Onzeker element

Dat over ontvangen prijzengelden bij paardenwedrennen geen btw is verschuldigd heeft alles te maken met het element van onzekerheid. De terbeschikkingstelling van een paard door zijn eigenaar aan de organisator van een paardenwedren kan volgens het Hof van Justitie EU, voor wat betreft het prijzengeld, niet worden beschouwd als een dienst onder bezwarende titel. Het eventueel door een paard behaalde prijzengeld kan namelijk niet worden aangemerkt als een daadwerkelijke tegenprestatie voor de terbeschikkingstelling. Het is immers allerminst zeker dat men met de deelname prijzengeld ontvangt en ook de hoogte ligt vooraf niet vast. Alles hangt af van de rangschikking van het paard bij de wedren en de door het paard geleverde prestatie.

Geen rechtstreeks verband

"Door de toevalligheid", legt Merkx uit, "dat het paard het prijzengeld in de wacht sleept, is er geen rechtstreeks verband tussen de terbeschikkingstelling van het paard en het te behalen prijzengeld. Anders gezegd: als een vergoeding (in casu het prijzengeld) voor een dienst (in casu de terbeschikkingstelling van het paard aan de wedrenorganisator) afhankelijk is van het resultaat en van tevoren niet duidelijk is of men een vergoeding ontvangt en zo ja hoe hoog die dan is, ontbreekt het rechtstreekse verband tussen de dienst en de vergoeding. En zonder rechtstreeks verband wegens onzekerheid over de vergoeding kan geen sprake zijn van een belastbare prestatie."

Resultaatafhankelijke vergoedingen

Die onzekerheid over de (hoogte van) te ontvangen vergoeding is precies wat ook speelt bij resultaatafhankelijke vergoedingen voor zakelijke dienstverlening, zoals succes fees, performance fees en ‘no cure no pay'-vergoedingen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de praktijk in het Pavlína Baštová-arrest aanleiding ziet om ook de belastbaarheid van dergelijke vergoedingen in twijfel te trekken. Merkx is daar echter niet zeker van en ziet het gelijkstellen van prijzengeld met een resultaatafhankelijke vergoeding toch meer als het vergelijken van appels met peren. "Ik zeg niet dat het onmogelijk is, maar men moet het oordeel van het EU-Hof van Justitie wel in de juiste context van de situatie plaatsen. Het Hof weegt in zijn oordeel het ‘gelukselement' mee door aan te geven dat het prijzengeld slechts in de wacht kan worden gesleept indien een bijzondere prestatie wordt neergezet en wanneer in zekere zin alle omstandigheden meevallen."

Gelukselement

Dat gelukselement ziet Merkx niet direct terug bij een resultaatafhankelijke vergoeding. "Een resultaatafhankelijke vergoeding voor zakelijke dienstverlening is wezenlijk anders dan het prijzengeld voor deelname aan een paardenwedren. Bij zakelijke dienstverlening op basis van een succes fee of ‘no cure no pay' is zeker sprake van een prestatie, maar is deze prestatie meer bijzonder dan bij dienstverlening waarbij de vergoeding voor geleverde diensten van tevoren vaststaat? En moeten bij een resultaatafhankelijke vergoeding ook echt alle omstandigheden gunstig uitpakken voor een succesvol eindresultaat? De opbrengst mag dan onzeker zijn, maar men kan het succes vooraf wel redelijk inschatten en soms ligt ook de hoogte van de resultaatafhankelijke vergoeding vast, doordat men een percentage afspreekt  van het eindresultaat. Wat mij betreft is het ter discussie stellen van de belastbaarheid van een resultaatafhankelijke vergoeding geen gelopen, maar ook geen gewonnen race."

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Omzetbelasting

13

Gerelateerde artikelen