Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat Nederland mag heffen over de uitkeringen van een goudenhanddrukstamrecht van een Belgisch ingezetene. Het heffingsrecht is in dit geval aan Nederland toegewezen op grond van het pensioenartikel uit het belastingverdrag dat Nederland en België hebben gesloten.

In de zaak spelen de volgende feiten. Een man ontvangt in 2010 een ontslagvergoeding van zijn werkgever. Hij bedingt hiervoor een goudenhanddrukstamrecht bij zijn eigen bv. Op 1 juli 2014 verhuist hij naar België. De man ontvangt na zijn emigratie in 2014 nog meerdere periodieke uitkeringen en een afkoopsom van de bv.

In geschil voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant is of het tussen Nederland en België gesloten belastingverdrag het heffingsrecht toewijst aan Nederland of België.

De belastinginspecteur is van mening dat zowel de periodieke uitkeringen als de afkoopsom onder het pensioenartikel (art. 18 Verdrag) vallen en dat Nederland daarom volledig heffingsbevoegd is. De man stelt daarentegen dat de afkoopsom onder het restartikel valt (art. 21 Verdrag). De periodieke uitkeringen vallen volgens hem wel onder het pensioenartikel maar omdat deze in totaal minder bedragen dan € 25.000 mag Nederland hier niet over heffen (art. 18 lid 2 laatste volzin Verdrag).

De rechtbank oordeelt dat alle periodieke uitkeringen én de afkoopsom onder het pensioenartikel vallen. Nederland is daarmee volledig heffingsbevoegd. Het gelijk is aan de inspecteur.

Belang voor de praktijk

Hier is iets bijzonders aan de hand. Normaal gesproken vallen namelijk de uitkeringen uit een goudenhanddrukstamrecht helemaal niet onder het pensioenartikel, maar onder het verdragsartikel over niet-zelfstandige arbeid. Hier zou dat dan zijn art. 15 Verdrag. Dit artikel is echter niet van toepassing op goudenhanddrukstamrechtuitkeringen als de ontslagvergoeding is afgestemd op en ertoe strekt te voorzien in de behoefte aan levensonderhoud vanaf de datum van beëindiging van de dienstbetrekking tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd ('overbruggingspensioen').

Hetzelfde geldt als de ontslagvergoeding is toegekend als verbetering van onvoldoende pensioenrechten. Uit de uitspraak van de rechtbank blijkt dat dit karakter van de ontslagvergoeding kennelijk niet ter discussie staat. Exit art. 15 Verdrag.

Het is niet duidelijk of de ontslagvergoeding nu is gegeven voor overbruggingsinkomen of als verbetering van onvoldoende pensioenrechten (of misschien wel voor beide). Als de ontslagvergoeding is gegeven als overbruggingsinkomen roept dat de vraag op of de ontslagvergoeding dan misschien kwalificeert als een regeling voor vervroegde uittreding (RVU; art. 32ba Wet LB 1964). Als dat het geval is, is er over het rendement in het stamrecht eveneens de RVU-strafheffing (52%) verschuldigd. In de uitspraak wordt hier niets over gezegd. Overigens, als de ontslagvergoeding in 2010 niet is gekwalificeerd als RVU – al dan niet terecht – dan kan die kwalificatie nu niet alsnog ter discussie worden gesteld.

De man heeft na emigratie zijn stamrecht afgekocht. Dat hij dit nog in 2014 heeft gedaan, is niet toevallig. In dat jaar – en alléén in dat jaar – gold namelijk de zogeheten 80%-regeling (art. 39f lid 3 Wet LB 1964 (tekst 2014)). Deze regeling hield in dat bij volledige afkoop slechts 80% van de aanspraak in de heffing werd betrokken.

Sinds 2014 geldt afkoop van een goudenhanddrukstamrecht niet meer als een fiscaalrechtelijk verboden handeling. Dit houdt in dat er bij afkoop sindsdien geen revisierente meer in rekening wordt gebracht. Ook gedeeltelijke afkoop behoort sinds 2014 tot de mogelijkheden. Vóór 2014 werd bij gedeeltelijke afkoop het gehele stamrecht in de heffing betrokken.

Buitengewoon vervelend voor de man is dat Nederland niet een exclusief heffingsrecht heeft. België mag namelijk óók heffen en doet dat ook. België verleent daarbij geen tegemoetkoming ter voorkoming van dubbele belastingheffing. En Nederland heeft evenmin een verplichting om een voorkoming te geven voor de inkomstenbestanddelen waarvan het heffingsrecht aan Nederland is toegewezen. Dat is nogal bijzonder omdat het doel van een belastingverdrag nu juist is dubbele heffing te voorkomen. De oplossing is dat er in België een onderlinge overlegprocedure wordt opgestart.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Loonbelasting, Internationaal belastingrecht

156

Gerelateerde artikelen