Een vergoeding ad € 150 voor werkzaamheden als lid van een stembureau is niet een onbelaste vrijwilligersvergoeding, zo heeft de belastingkamer van het gerechtshof Amsterdam gisteren beslist.
De belanghebbende in deze zaak heeft in 2011 werkzaamheden verricht als lid van een stembureau, in het kader van de verkiezingen voor Provinciale Staten. Hij heeft voor het op één dag verrichten van werkzaamheden als stembureau-lid en het bijwonen van een instructiebijeenkomst een vergoeding van € 150 ontvangen. Het geschil ging over de vraag of die vergoeding voor de inkomstenbelasting moet worden aangemerkt als belastbaar inkomen (‘resultaat uit overige werkzaamheden') dan wel als een onbelaste vrijwilligersvergoeding.
Vrijwilligersregeling
In de loon- en inkomstenbelasting bestaat de zogeheten vrijwilligersregeling, op grond waarvan vergoedingen voor vrijwilligerswerk onbelast blijven indien deze in totaal niet hoger zijn dan € 150 per maand en € 1500 per kalenderjaar. Daarbij wordt onder meer als voorwaarde gesteld dat sprake moet zijn van werkzaamheden die niet ‘bij wijze van beroep' worden verricht.
‘Safe harbour'
In het kader van de vrijwilligersregeling heeft de staatssecretaris van Financiën beleid geformuleerd ingeval een vergoeding per gewerkt uur wordt toegekend. Op grond van dat beleid is een maximumvergoeding van € 4,50 per uur (of, bij een vrijwilliger jonger dan 23 jaar, € 2,50 per uur) zonder verdere toetsing – of al dan niet sprake is van ‘bij wijze van beroep' verrichte arbeid – onbelast.
Oordeel hof
De rechtbank heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Ook volgens het hof is de vergoeding van € 150 belast.
Het hof baseert zijn oordeel vooral op de wetsgeschiedenis van de vrijwilligersregeling. Daaruit blijkt dat, bij de vraag of iemand beroepshalve werkzaamheden verricht, van belang is of de vergoeding ‘in redelijke mate in overeenstemming is met de (aard van de) verrichte werkzaamheden'. Bij een ‘marktconforme beloning' is geen sprake van vrijwilligerswerk; een belangrijk kenmerk van vrijwilligerswerk is namelijk dat een eventuele vergoeding meer het karakter heeft van een forfaitaire kostenvergoeding. Een vergoeding hoger dan de genoemde ‘safe harbour'-bedragen is niet per definitie ‘marktconform', maar de belanghebbende moet dit dan wel aannemelijk maken.
Het hof heeft vastgesteld dat voor het werk als stembureau-lid minimaal een MBO werk- en denkniveau is vereist. Verder heeft het hof aangenomen dat de belanghebbende in totaal 19 uren aan de werkzaamheden heeft gespendeerd en dat zijn kosten zeer gering waren.
Gelet hierop oordeelt het hof dat een vergoeding van € 150 dan zozeer afwijkt van hetgeen als een forfaitaire kostenvergoeding en een kleine vergoeding voor de inzet is te beschouwen, dat deze niet als een onbelaste vrijwilligerswerkvergoeding kan worden beschouwd. Dat een vergoeding van (omgerekend) € 7,89 per uur lager is dan het gemiddelde (bruto) loon van een MBO'er maakt dat niet anders.
Bron: Hof Amsterdam
44