Als de ene partner zonder tegenprestatie investeert in de woning van een andere partner, ontstaat er een vergoedingsrecht. Hoe dat praktisch uitpakt, laat het volgende voorbeeld zien.
Het voorbeeld luidt als volgt:
Karin woont al tien jaar samen met haar vriend in het huis dat hij al had voordat ze samenwoonden. Karin en haar vriend hebben destijds bij de notaris een samenlevingscontract laten opstellen. In 2010 is de woning verbouwd voor € 34.000. Het bedrag van de verbouwing heeft Karin betaald uit haar spaargeld. Karin en haar vriend besluiten om uit elkaar te gaan. Door de verbouwing en de aantrekkende huizenmarkt is de woning inmiddels behoorlijk in waarde gestegen. Karin vraagt zich af of zij het bedrag van de verbouwing terugkrijgt en of zij recht heeft op een deel van de waardestijging van de woning.
In beginsel heeft Karin recht op een vergoeding van het nominale bedrag van de investering (€ 34.000). Maar in een samenlevingscontract kunnen afwijkende afspraken zijn opgenomen. Het is daarom van belang te onderzoeken wat het samenlevingscontract hierover zegt. Mogelijk bestaat er uit hoofde van het samenlevingscontract een aanspraak op een deel van de waardestijging van de woning. Het kan zijn dat het samenlevingscontract hier niet duidelijk over is. In de praktijk wordt er dan ook met enige regelmaat geprocedeerd over de uitleg van de bepalingen van een samenlevingscontract (of huwelijkse voorwaarden). De rechtspraak geeft wel aan dat niet enkel naar de taalkundige uitleg moet worden gekeken maar ook naar de bedoeling van de partners bij het aangaan van de overeenkomst. Daarbij spelen de specifieke omstandigheden van jullie situatie een rol.
Belang voor de praktijk
Als de ene partner zonder tegenprestatie investeert in de woning van een andere partner, ontstaat er een vergoedingsrecht. Het huwelijksvermogensrecht bepaalt tegenwoordig (artikel 1:87 BW) dat voor het vergoedingsrecht de ‘beleggingsleer' geldt tenzij de gehuwden of geregistreerde partners anders bepalen in huwelijkse voorwaarden.
De beleggingsleer houdt in dat het bedrag van de investering de waardeontwikkeling van de woning waarin geïnvesteerd is volgt. Verdubbelt de waarde van de woning dan verdubbelt ook het vergoedingsrecht en andersom. Het huwelijksvermogensrecht en daarmee de beleggingsleer geldt echter niet voor ongehuwd samenwonenden. Dat zou dus betekenen dat ongehuwd samenwonenden zonder nadere afspraken een nominaal vergoedingsrecht hebben. Het is onder omstandigheden op grond van rechtspraak echter verdedigbaar ook voor ongehuwd samenwonenden de beleggingsleer kan gelden.
Meerwaardeclausule is geen (nominaal) vergoedingsrecht
Bij het opstellen van een contractuele bepalingen in een samenlevingscontract is het wel zaak om goed te letten op de formulering. In een recente
uitspraak oordeelde het Hof Amsterdam dat een meerwaardeclausule (een bepaling om de eventuele overwaarde van een woning te delen) in de plaats was gekomen van het nominale vergoedingsrecht van de investerende partner. Omdat de woning in waarde was gedaald, kon deze partner fluiten naar een vergoeding.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden
242