De heffing in box 3 is met ingang van 1 januari 2017 gewijzigd. Aan de hand van een voorbeeld wordt uitgelegd hoe de nieuwe vermogensrendementsheffing werkt.
Het voorbeeld ziet er als volgt uit:
 
Een man is getrouwd en samen met zijn partner heeft hij een vermogen van € 200.000. Voor de man en zijn partner gelden elk een vrijstelling van € 25.000. Over € 75.000 betalen zij 0,86% vermogensrendementsheffing en over het meerdere 1,38%. De vraag is nu hoe de vermogensrendementsheffing te berekenen:
  1. € 200.000 minus € 50.000 vrijstelling = € 150.000. € 75.000 belast tegen 0,86% en € 75.000 tegen 1,38%; of
  2. € 100.000 minus € 25.000 = € 75.000 per persoon belast tegen 0,86%.
Het antwoord op deze vraag luidt als volgt. Met ingang van 1 januari 2017 heeft iedere belastingplichtige een heffingsvrij vermogen van
€ 25.000, ongeacht het bestaan van een fiscaal partnerschap. De tarieven zijn als volgt opgebouwd.
Grondslag vanGrondslag totVermogensrendementsheffing
- €   75.000 0,86%
€   75.000 € 975.000 1,38%
€ 975.000 - 1,61%
Fiscale partners kunnen de ‘gezamenlijke grondslag sparen en beleggen' onderling toedelen (artikel 2.17 lid 2 Wet IB 2001). Onder ‘gezamenlijke grondslag sparen en beleggen' wordt verstaan: de gezamenlijke rendementsgrondslag (op de peildatum 1 januari) van de belastingplichtige en zijn partner, voor zover die rendementsgrondslag meer bedraagt dan het heffingvrije vermogen van de belastingplichtige en zijn partner (artikel 5.2 lid 2 Wet IB 2001).
 
In het voorbeeld is de gezamenlijke rendementsgrondslag € 200.000 minus € 50.000 = € 150.000. Het is afhankelijk van de vraag op welke wijze de man het vermogen onderling toerekent of heffing tegen 0,86% dan wel tegen 1,38% plaatsvindt. Gesteld dat de man ieder de helft (€ 75.000) in aanmerking neemt, dan is dat vermogen bij beiden belast tegen 0,86%. Zou de man de gezamenlijke rendementsgrondslag van
€ 150.000 helemaal aan één partner toerekenen, dan is € 75.000 belastbaar tegen 0,86% en het meerdere van € 75.000 belastbaar tegen 1,38%.

Belang voor de praktijk

De heffingsgrondslag voor de vermogensrendementsheffing is de waarde van de bezittingen minus de schulden op 1 januari van het betreffende belastingjaar. Bij de aangifte over het belastingjaar 2017 (vanaf maart 2018) speelt bij fiscale partners de onderlinge toedeling van de gezamenlijke grondslag van sparen en beleggen een belangrijke rol. Een ‘goede' verdeling kan het verschil betekenen tussen 0,86% of 1,38% vermogensrendementsheffing. Meer informatie over de wijziging van de vermogensrendementsheffing per 1 januari 2017 is te lezen in het artikel Box 3-heffing in 2017 en daarna.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

Dossiers: Prinsjesdag 2015

8

Gerelateerde artikelen