Einde stamrechtvrijstelling
De plannen rondom het stamrecht waren al gedeeltelijk bekend. Zo was in augustus al uitgelekt dat een dga met een stamrecht-bv volgend jaar de stamrechtaanspraak in één keer mag opnemen, zonder heffing van revisierente en met een korting van 20%. Slechts 80% van de uitkering wordt zodoende in de heffing betrokken. Nu wordt duidelijk dat het hierbij niet uitmaakt of het stamrecht is ondergebracht in een stamrecht-bv of bij een bank, een beleggingsinstelling of een verzekeraar.
Eveneens uitgelekt was het idee om voor nieuwe ontslaguitkeringen de stamrecht-bv helemaal af te schaffen, maar ook dat blijkt ingrijpender dan in eerste instantie verwacht. Per 1 januari 2014 wordt de stamrechtvrijstelling voor alle nieuwe stamrechten afgeschaft, dus ook voor de stamrechten die men wenst onder te brengen bij een bank, een beleggingsinstelling of een verzekeraar. Het gevolg is dat wanneer iemand vanaf volgend jaar een ontslaguitkering ontvangt, deze volledig in het jaar van ontvangst belast is in box 1.
Extra ruime vrijstelling schenkbelasting
Ook de verruiming van de vrijstelling voor schenkbelasting komt niet geheel uit de lucht vallen. Maar dat het kabinet nog 'ruimer' denkt is wel nieuw. Zo geldt verruiming van de eenmalig verhoogde vrijstelling van € 51.407 tot € 100.000 voor schenkingen die verband houden met de eigen woning, al vanaf 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015. Bovendien vervalt tijdelijk de beperking dat het moet gaan om een schenking van een ouder aan een kind tussen de 18 en 40 jaar oud. Dit betekent dat iedereen van een familielid of van een derde vrij van schenkbelasting een schenking mag ontvangen van maximaal € 100.000. Uiteraard moet de schenking dan wel worden aangewend voor de eigen woning of - en ook dat is een uitbreiding - voor de aflossing van een restschuld.
Keuzeregeling zonder keuze
Een andere opvallende maatregel is de herziening van de keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen. De huidige keuzeregeling moet plaatsmaken voor een nieuwe regeling zonder keuze-element: een buitenlandse belastingplichtige kwalificeert wel of niet voor de regeling. Kortgezegd kwalificeert hij automatisch als 90% of meer van zijn inkomen in Nederland aan de heffing van inkomsten-of loonbelasting is onderworpen. Het progressievoorbehoud vervalt, want alleen de inkomsten uit Nederland zijn straks belast. Om de regeling aanzienlijk eenvoudiger te maken wil het kabinet ook de voorkomingsregels in het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001, de terugploegregeling en de inhaalregeling afschaffen.
Overigens moet de nieuwe 'keuzeregeling' pas met ingang van 1 januari 2015 in werking treden. Het kabinet wil hiermee de overgang van keuzeregeling naar de regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen in de praktijk zo geruisloos mogelijk laten verlopen.
Investeringsfaciliteiten aan banden
Dat het kabinet structureel wil korten op de investeringsfaciliteiten EIA, MIA en Vamil werd vorig jaar al enigszins duidelijk. Nieuw is wel de verhoging van het minimuminvesteringsbedrag van € 450 naar € 2500. Een bedrijfsmiddel waarvan het investeringsbedrag inclusief verbeterkosten minder bedraagt dan deze minimumgrens is uitgesloten van de investeringsfaciliteiten. Het kabinet verwacht met deze maatregel volgend jaar een daling van het aantal aanvragen met 19%.
Vergrijpboete breder inzetbaar
Verrassend is ook het kabinetsvoornemen om een vergrijpboete op te gaan leggen als een belastingplichtige opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens of inlichtingen verstrekt bij het aanvragen of aanpassen van een voorlopige aanslag (teruggaaf). Het kabinet geeft wel aan dat het hier niet gaat om de belastingplichtige die zijn aftrekposten niet geheel correct inschat, maar dat het puur bedoeld is om de kwaadwillenden met een forse boete te confronteren.
Verstrekkend is ook het voornemen om het opzettelijk niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig betalen op aangifte strafbaar te stellen. Als opzet in het spel is, kan dus desnoods een gevangenisstraf geëist worden. Het kabinet wil hiervoor de strafrechtelijke bepalingen in de AWR aanvullen.
Hoog belastingrentepercentage vennootschapsbelasting
Tot slot verdient ook de verhoging van het belastingrentepercentage voor de vennootschapsbelasting naar minimaal 8% zeker de aandacht. Deze maatregel was al aangekondigd in het regeerakkoord en staat nu zwart op wit in het bij het Belastingplan 2014 behorende Wetsvoorstel wijziging percentages belasting- en invorderingsrente. Daar waar voor bijvoorbeeld de inkomstenbelasting wordt aangesloten bij de wettelijke rente voor niet-handelstransacties met een ondergrens van 4%, wordt voor de vennootschapsbelasting een koppeling gelegd met de wettelijke rente voor handelstransacties, met een ondergrens van 8%.
Het kabinet laat in de stukken nog weten dat bedrijven het hoge belastingrentepercentage van minimaal 8% kunnen voorkomen door een tijdig verzoek om een voorlopige aanslag. Bovendien, zo redeneert het kabinet, maken de meeste bedrijven voor de aangifte vennootschapsbelasting gebruik van de diensten van fiscaal adviseurs zodat zij in staat zijn om de rentegevolgen te beperken.
Bron: Redactie TaxLive
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Loonbelasting, Schenk- en erfbelasting, Vennootschapsbelasting
Dossiers: Prinsjesdag 2013