Het op 5 oktober door de OESO gepresenteerde 15 actiepunten tellende definitieve BEPS-rapport is inmiddels tijdens de G20 top van 16 november in Turkije zonder veel discussie aangenomen. Actiepunt 8-10 uit het ambitieuze BEPS-plan ziet op het in lijn brengen van de verrekenprijsregels met waardecreatie. Actiepunt 13 betreft de herontwikkeling van verrekenprijsdocumentatie.
Veranderingen verrekenprijsregels
De door vrijwel alle landen toegepaste OESO 'Transfer Pricing Guidelines' voor multinationale ondernemingen, zullen in 2016 op een aantal belangrijke gebieden worden aangepast om de verrekenprijsregels in lijn te brengen met waardecreatie. Nederland zit al langer op die lijn. De door de OESO voorgestelde veranderingen in de verrekenprijsregels zijn al voor het merendeel opgenomen in het verrekenprijzenbesluit van 14 november 2013. "Veel veranderingen zullen dan ook niet als een verassing komen", zo geeft Stefan Ubachs (Senior Manager Transfer Pricing bij Quantera Global) aan. "Nederland sluit al langer aan bij een systeem van belastingheffing daar waar economisch gezien relevante functionaliteit en risico wordt gedragen. Wat wel nieuw is en nog niet expliciet naar voren komt in het verrekenprijzenbesluit is bijvoorbeeld de door de OESO voorgestelde beperking van de beloning van zogenoemde cashboxes. Dit zijn vennootschappen bijna volledig gefinancierd met eigen vermogen die alleen maar kapitaal verstrekken en functioneel niet in staat zijn risico's te managen. Tegenover die beperkte functie en risico controle mag slechts een beperkte beloning staan."
Dienstenkwalificatie
Een nieuw punt betreft volgens Ubachs ook de beperkte doorbelasting van ‘low value- adding services' - diensten met beperkte toegevoegde waarde. "Denk aan routinematige administratieve concerndienstverlening waarvoor in de visie van de OESO slechts een beperkte opslag dient te gelden. Een aparte kwalificatie van diensten in de verrekenprijsregels zal Nederland nog moeten implementeren, maar dat heeft nog geen haast. Dit hoeft pas te volgen na het uitbrengen in 2016 van de nieuwe OESO ‘Transfer Pricing Guidelines'. Overigens is het op basis van het verrekenprijzenbesluit ook nu al toegestaan om bepaalde ondersteunende diensten zonder kostenopslag door te belasten."
Praktische richtlijnen gewenst
Het verrekenprijzenbesluit is dus al grotendeels in lijn met de in het BEPS-plan voorgestelde aanscherpingen van de verrekenprijsregels. Wat ontbreekt zijn praktische richtlijnen over hoe men met bepaalde situaties moet omgaan. "Dit zou voor de praktijk zéér welkom zijn", aldus Ubachs. "Uit het verrekenprijzenbesluit volgt bijvoorbeeld dat men niet voldoet aan het ‘at arm's length'-beginsel wanneer een immaterieel vast activum wordt overgedragen aan een andere groepsmaatschappij, terwijl die maatschappij geen waarde toevoegt aan dat activum. Over hoe dit echter precies moet worden ingevuld bestaat geen duidelijkheid en die is in de praktijk wel gewenst."
Documentatieverplichting
Wat op verrekenprijsgebied echter op dit moment meer aandacht vraagt, is de door de OESO aanbevolen country-by-country reporting en de verrekenprijsdocumentatie. Als OESO-lid implementeert Nederland beide maatregelen – opgenomen in de Overige fiscale maatregelen 2016 uit het pakket Belastingplan 2016 – al per 1 januari 2016 in de Wet Vpb 1969. Met nieuwe gestandaardiseerde documentatieverplichtingen in de vorm van een landenrapport, een groepsdossier (masterfile) en een lokaal dossier (local file), moeten multinationale groepen de binnen het concern gehanteerde verrekenprijzen in kaart brengen. Deze documentatieverplichtingen gaan gelden voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2016.
Notificatieplicht
De verplichting om jaarlijks een landenrapport op te stellen geldt voor multinationale groepen met een groepsomzet vanaf € 750 miljoen. De uiteindelijkemoederentiteit dan wel in voorkomende gevallen de plaatsvervangende moeder (surrogaatmoederentiteit) moet zorg dragen voor het landenrapport. Nu zullen die zich veelal niet bevinden in Nederland. Toch vrijwaart dit niet de hier gevestigde andere onderdelen van het concern zoals (tussen)houdster- en financieringsmaatschappijen. Voor hen geldt namelijk een notificatieplicht en daar zitten haken en ogen aan, zo waarschuwt Ubachs. "Voor het einde van het fiscale jaar moet iedere groepsentiteit – wanneer de totale concernomzet € 750 miljoen of meer bedraagt – aan de Belastingdienst doorgeven welke groepsentiteit het landenrapport zal opstellen en waar die entiteit is gevestigd. Aan deze notificatieverplichting moet voor het boekjaar 2016 uiterlijk op 31 december 2016 worden voldaan en dat zullen zich lang niet alle bedrijven realiseren, met name niet wanneer zij zelf een relatief kleine eigen omzet hebben, maar het concern in totaliteit wel boven de € 750 miljoen grens uitkomt."
Ontbrekende ministeriële regeling
De vormgeving van de notificatieverplichting is nog niet bekend. Financiën is druk doende met het opstellen van een ministeriële regeling met nadere regels over de vorm en inhoud van het landenrapport (inclusief notificatieplicht), het groepsdossier en het lokale dossier. Staatssecretaris Wiebes (Financiën) streeft naar een publicatie van de regeling eind december in de Staatscourant. Mocht dit onverhoopt niet lukken, dan wordt dit begin volgend jaar en werkt de regeling terug tot en met 1 januari 2016.
Verrekenprijsdocumentatie
Nu de ministeriële regeling uitblijft, weten we ook niet precies waar een groepsdossier (master file) en een lokaal dossier (local file) uit moeten bestaan. Een groepsdossier geeft kort gezegd een overzicht van de onderneming van de multinationale groep en een lokaal dossier bevat informatie die relevant is voor de verrekenprijsanalyse. Deze verplichting om een ‘master file' en ‘local file' in de administratie op te nemen geldt bij een groepsomzet vanaf € 50 miljoen. Ubachs: "Zoals de wet is opgesteld raakt dit door de relatief kleine groepsomzet de nodige Nederlandse entiteiten van een multinationale groep. Pikant detail is dat de OESO deze omzetgrens van € 50 miljoen niet heeft gesteld. Er kunnen uitzonderingen zijn, maar dat weten we pas bij verschijning van de ministeriële regeling. Daarom is nu ook nog niet precies duidelijk wat bedrijven nu verplicht jaarlijks in de ‘master file' en ‘local file' in hun administratie moeten opnemen, al ligt het in de lijn van de verwachtingen dat Nederland ook op dit punt de OESO zo veel mogelijk zal volgen. Een benchmark analyse zou zo maar eens een verplicht onderdeel kunnen zijn van een ‘local file' en heel veel ondernemingen hebben zo'n analyse helemaal niet."
Administratieve lastenverzwaring
"Hoe dan ook zorgt de verrekenprijsdocumentatie met de komst van een verplicht groeps- en lokaal dossier in de administratie voor een lastenverzwaring," zo vervolgt Ubachs. "Bedrijven moeten nu in hun administratie ook gegevens opnemen over verrekenprijzen, maar dat is vormvrij. Zolang men kan aantonen op welke wijze de verrekenprijzen tot stand zijn gekomen, is voldaan aan de documentatieverplichting. Het opstellen van een gedetailleerd rapport was pas noodzakelijk als de inspecteur vragen had. Dat is verleden tijd. Per 1 januari 2016 moet iedere binnenlandse vennootschap van een multinationaal concern met een totale groepsomzet vanaf € 50 miljoen, voldoen aan de nieuwe verrekenprijsdocumentatie. Vóór het indienen van de aangifte Vpb 2016 zal een dergelijke vennootschap een groepsdossier en een lokaal dossier in haar administratie moeten opnemen en dat voortaan jaarlijks over het jaar waarop de aangifte betrekking heeft. Vormgeving en inhoud zijn dan nog wel niet bekend, maar het moge duidelijk zijn dat de verrekenprijsdocumentatie aanzienlijk meer gegevens zal bevatten dan nu."
Bron: Redacteur Marit Muller
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting, Internationaal belastingrecht
Dossiers: Prinsjesdag 2015