De vierde Europese anti-witwasrichtlijn zorgt voor de nodige aanscherpingen in de nationale wet- en regelgeving. De last om hier aan te kunnen blijven voldoen rust zwaar op de belastingadviseur. Advocaat-belastingkundige Arnaud Booij waarschuwt voor vergaande compliance door intensiever cliëntenonderzoek en door interpretatieverschillen van het UBO-begrip.
Vierde anti-witwasrichtlijn
Op grond van de vierde Europese anti-witwasrichtijn moeten EU-landen onder andere een UBO-register invoeren. Nederland implementeert deze richtlijn middels twee wetten: De Implementatiewet UBO-register − hiervan is momenteel alleen de consultatieversie bekend − en de
implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn. Deze implementatiewet ligt inmiddels voor behandeling bij de Tweede Kamer. Voor een juiste implementatie is daaraan onlangs nog toegevoegd het
ontwerp Uitvoeringsbesluit Wwft 2018. Deze ligt nog enkele dagen, tot 28 februari, ter consultatie. Het ontwerpbesluit bevat onder andere een nadere uitwerking van het begrip ‘uiteindelijk belanghebbende' (UBO), oftewel de natuurlijke persoon, die, al dan niet achter de schermen, bij een onderneming, rechtspersoon of andere juridische entiteit aan de touwtjes trekt.
Uitbreiding UBO-begrip
Het ontwerpbesluit bevat een niet-limitatieve opsomming van categorieën van personen die in elk geval als UBO moeten worden aangemerkt. "De derde anti-witwasrichtlijn bevatte nog een limitatief opsommingslijstje voor wanneer iemand een UBO is," legt Booij (partner van advocatenkantoor Booij Bikkers, docent aan de Universiteit Leiden en verbonden aan het International Tax Center in Leiden) uit. "In de vierde anti-witwasrichtlijn is het begrip dusdanig uitgebreid dat er altijd een of meerdere UBO's van een klant zijn aan te wijzen. Als de UBO niet al volgt uit een (in)direct aandelenbelang van meer dan 25%, de stemrechten, het eigendomsbelang of winstrechten van meer dan 25%, of uit de feitelijke zeggenschap, dan is er altijd nog de terugvaloptie in de vorm van personen die behoren tot het ‘hoger leidinggevend personeel' van de entiteit (pseudo-UBO). Verder is nu ook een definitie opgenomen van de UBO van een trust of een stichting, wordt de definitie van het begrip ‘politiek prominent persoon' (PEP) verder uitgebreid en bevat het ontwerpbesluit ook een uitwerking van de definities ‘familielid en naast geassocieerde' van een PEP."
Intensiever cliëntenonderzoek
De uitbreiding van het UBO- en PEP-begrip voor de Wwft betekent een forse lastenverzwaring voor de belastingadviseur. "Het cliëntenonderzoek wordt nog intensiever dan nu," benadrukt Booij. "Door de PEP-uitbreiding zal de belastingadviseur met name in internationale context in meer gevallen een verscherpt cliëntenonderzoek moeten verrichten. Onderdeel van het cliëntenonderzoek is ook de identificatie en de verificatie van de UBO en de vastlegging hiervan in het dossier. Omdat ook dit begrip wordt uitgebreid zal de belastingadviseur meer personen dan voorheen moeten identificeren en verifiëren als UBO."
Booij waarschuwt belastingadviseurs om niet al te starten met de dienstverlening aan de klant, alvorens het cliëntenonderzoek is afgerond. De anti-witwasrichtlijn bevat namelijk het verbod om een zakelijke relatie aan te gaan voordat het cliëntenonderzoek heeft plaatsgevonden. "De belastingadviseur die zich niet houdt aan het cliëntenonderzoek, dit onderzoek niet of niet goed doet, riskeert een forse boete. Dat geldt ook als alvast gestart wordt met werkzaamheden, voordat de identificatie en verificatie van de klant en diens UBO's is verricht."
Booij wijst ook nog op de implementatie van de gewijzigde Bijstandsrichtlijn waardoor de Belastingdienst sinds 1 januari 2018 toegang heeft tot anti-witwasinlichtingen. Hierdoor kan de Belastingdienst ook bij de belastingadviseur aankloppen voor het opvragen en controleren van informatie over een UBO. Die informatie is immers vergaard tijdens het cliëntenonderzoek en vastgelegd in het cliëntendossier."
Interpretatieverschillen
Het ontwerpbesluit waarin de uitbreiding van het UBO-begrip nader is uitgewerkt ziet op de Wwft. Het nog in te dienen implementatiewetsvoorstel UBO-register bevat een eigen definitie van het UBO-begrip. Die definitie zal inhoudelijk op hetzelfde neerkomen, maar er kan wel een andere invalshoek gelden. Booij verduidelijkt: "De Wwft richt zich voor de UBO-definitie op het cliëntenonderzoek dat financiële instellingen en bijvoorbeeld belastingadviseurs moeten doen. Voor het UBO-register geldt een andere insteek. Dat register wordt geschreven vanuit de onderneming, vennootschap of andere juridische entiteit waarvan één of meer natuurlijke personen de uiteindelijk belanghebbenden zijn. We mogen hopen dat het UBO-begrip in de verschillende wetten en AMvB's zoveel mogelijk op elkaar is afgestemd. Dit leidt anders onherroepelijk tot de nodige conflicten. De belastingadviseur kan bijvoorbeeld op grond van de Wwft een natuurlijk persoon aanmerken als UBO, terwijl de achterliggende vennootschap (de klant van de belastingadviseur) deze persoon voor het UBO-register niet als UBO interpreteert."
Meldplicht
"Voor het UBO-register zal de in de KvK ingeschreven onderneming of vennootschap de UBO-gegevens moeten aanleveren," vervolgt Booij. "Als de belastingadviseur echter van mening is dat de UBO-gegevens uit het register niet matchen met zijn gegevens, dan heeft hij op grond van de Wwft een terugmeldingsverplichting. De belastingadviseur moet aan de KvK melden dat hij twijfels heeft over de juistheid van de in het register opgenomen UBO's of dat hij van mening is dat er UBO's ontbreken. Bij onduidelijkheden kan de KvK het Bureau Financieel Toezicht (BFT) hiervan op de hoogte stellen. Als het BFT vervolgens constateert dat de belastingadviseur het cliëntenonderzoek niet goed heeft gedaan, dan is een boete snel opgelegd."
Internationale complexiteit
Om het nog complexer te maken kunnen er naast nationale interpretatieverschillen ook interpretatieverschillen ontstaan tussen lidstaten. Lidstaten mogen het UBO-begrip in hun nationale wetgeving namelijk ruimer definiëren dan is aangegeven in de vierde anti-witwasrichtlijn. Hierdoor kan de in het UBO-register opgenomen informatie per land verschillen. Dat is een extra aandachtspunt voor belastingadviseurs van klanten met internationale UBO's.
Vergaande compliance
Doel van de anti-witwasrichtlijnen is het tegengaan van witwassen, corruptie, terrorismefinanciering en belastingfraude. Bij dat doel horen ingrijpende maatregelen, vindt Booij. "De EU-wetgeving legt hierdoor wel steeds meer controle en verantwoordelijkheid neer bij de belastingadviseur. Deze krijgt als ‘poortwachter' een steeds zwaardere publieke taak. Voor de integriteit van de sector is dit een goede ontwikkeling, maar voor de dagelijkse adviespraktijk is dit een steeds verdergaande last en dat is behoorlijk wennen."
Bron: Redacteur Marit Muller
0