De rechtbank Den Haag heeft vandaag een voormalig advocaat, die ook werkzaam is geweest als advocaat-generaal bij het Openbaar Ministerie, veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden voor belastingfraude.
De man heeft in de jaren 2007 tot en met 2009 als advocaat ongeveer 250.000 euro verdiend in het buitenland. Deze inkomsten heeft hij niet opgegeven aan de Belastingdienst. In 2010, hij was toen inmiddels werkzaam als advocaat-generaal bij het Openbaar Ministerie in Amsterdam, heeft hij aan de Belastingdienst gemeld dat hij nog inkomsten uit eerdere jaren moest aangeven. Hij gaf vervolgens echter geen volledig inzicht in de omvang van die inkomsten aan de Belastingdienst. Daarnaast gaf hij in stukken die hij aan de Belastingdienst stuurde over een door hem opgerichte buitenlandse vennootschap en in stukken die hij gebruikte in een familierechtelijke procedure, een valse voorstelling van zaken.
 
De rechtbank acht voorgaande gedragingen uiterst laakbaar. De verdachte heeft niet alleen de schatkist willen benadelen door een deel van zijn inkomsten buiten het zicht van de Belastingdienst te houden, maar ook het aanzien van het ambt van openbaar aanklager in diskrediet gebracht.
 
Tegelijkertijd is de rechtbank zich ervan bewust dat deze zaak op het persoonlijk leven van de verdachte van zeer grote invloed is geweest. Zo is hij onder meer oneervol ontslagen uit de functie van advocaat-generaal. 
 
De rechtbank hecht bij de strafoplegging veel belang aan de gevolgen die de verdachte als gevolg deze kwestie heeft ondervonden. Na een procedure bij de fiscale bestuursrechter is namelijk gebleken dat het fiscale nadeel van dien omvang is dat, als de man van meet af aan volledig open kaart had gespeeld bij de Belastingdienst, die de  zaak mogelijk met nieuwe aanslagen en met een bestuurlijke boete zou hebben afgedaan. In dat licht bezien is de verdachte reeds zeer fors gestraft.
 
Niettemin acht ook de rechtbank oplegging van enige straf nog steeds passend. Alles afwegende legt de rechtbank daarom aan de verdachte een gevangenisstraf op van zes maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
 
 

Bron: Rechtbank Den Haag

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Strafrecht

5

Gerelateerde artikelen