Het besluit van staatssecretaris Wiebes van Financiën om de vrijstellingsmethode toe te passen voor bepaalde inkomsten uit dienstbetrekking van Nederlanders werkzaam in een Golfstaat wekt grote verbazing. Daar waar dubbele niet-belasting voor bedrijven in een negatief daglicht staat, creëert de staatssecretaris nu juist heel doelbewust een situatie van dubbele niet-belasting voor natuurlijke personen. "Dat is meten met twee maten", vindt Jasper Korving van Deloitte.
Besluit
Het in de Staatscourant van 12 september 2017 verschenen
besluit, waarin de staatssecretaris de toepassing van de vrijstellingsmethode goedkeurt voor bepaalde inkomsten uit dienstbetrekking van Nederlandse inwoners werkzaam in één van de Golfstaten, doet nu al de nodige stof opwaaien. In een blog voor Maastricht University spreekt Marcel Schaper (universitair docent belastingrecht aan Maastricht University) van ‘
een fiscaal sprookje uit duizend-en-één nacht'. Die titel is niet uit de lucht gegrepen nu de staatssecretaris ter vermijding van dubbele belasting voor dergelijke inkomsten overstapt van de verrekeningsmethode naar de vrijstellingsmethode. Die overstap vindt plaats met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2015.
De ene methode is de andere niet
Met de overstap van verrekening naar vrijstelling wenst Wiebes volgens Korving (manager EU and international Tax bij Deloitte en verbonden aan Maastricht University) aan te sluiten bij de internationale standaard, namelijk het toepassen van de vrijstellingsmethode als het heffingsrecht op bepaalde inkomsten is toegewezen aan het verdragsland waar de werkzaamheden plaatsvinden. In het besluit geeft de staatssecretaris zijn redenen tot overstap aan. Daar waar Nederland doorgaans een belastingvrijstelling hanteert, is in de meeste verdragen met de Golfstaten een afzonderlijk bepaling opgenomen dat Nederland over bepaalde inkomsten uit dienstbetrekking een belastingvermindering verleend om dubbele belasting te vermijden. Die belastingvermindering geschiedt met de verrekeningsmethode. Dat leidt volgens de staatssecretaris tot onbedoelde verschillen in behandeling en concurrentienadelen voor Nederlandse inwoners die in één van de Golfstaten in dienstbetrekking werkzaam zijn. De belastingdruk van de Nederlandse werknemer is namelijk hoger dan voor lokale werknemers nu de Golfstaten geen belasting heffen over inkomsten uit dienstbetrekking. Uitgaande van het principe van kapitaalimportneutraliteit geniet het verlenen van een vermindering, ter vermijding van dubbele belasting, met de vrijstellingsmethode dan ook de voorkeur, aldus de staatssecretaris.
Dubbele niet-belasting
Vanuit het concurrentieperspectief is de overstap naar de vrijstellingsmethode voor bepaalde inkomsten uit dienstbetrekking onder de belastingverdragen met de Golfstaten best te begrijpen. Keerzijde van die medaille is echter dubbele niet-belasting over deze inkomsten. Korving: "De staatssecretaris geeft zelf al aan dat de Golfstaten geen belasting heffen over inkomsten uit dienstbetrekking. Door het hanteren van de vrijstellingsmethode heft Nederland, in tegenstelling tot de verrekeningsmethode, ook niet bij. Dat betekent dat de Nederlandse werknemer over zijn werkzaamheden in één van de Golfstaten helemaal geen belasting is verschuldigd. Hij betaalt dus nergens belasting, oftewel er is sprake van dubbele niet-belasting. Dat lijkt mij volledig in te gaan tegen de internationale tendens dat bedrijven hun ‘fair share' moeten betalen. Maatregelen uit BEPS en ATAD moeten juist voorkomen dat vennootschappen belasting ontwijken of nergens belasting betalen. Getuige het besluit geldt kennelijk voor natuurlijke personen een andere maat."
"Bovendien," zo vult Schaper aan, "staat het besluit ook op gespannen voet met de onderworpenheidseis voor belastingvrijstelling volgens het Bvdb 2001. De staatssecretaris staat in de verhouding met de Golfstaten vrijstelling toe hoewel het inkomen aldaar niet aan belasting is onderworpen."
Bron: Redacteur Marit Muller
10