In de basispensioenregeling staat een toezegging op partnerpensioen. In de vrijwillige aanvullende pensioenregeling kan gekozen worden voor een uitkering bij overlijden voor een aanvullend partnerpensioen. Tezamen mogen deze twee toezeggingen op het moment van overeenkomen niet voorzienbaar bovenmatig zijn.

 

Dit naar aanleiding van de recent gepubliceerde vraag-en-antwoord V&A 21-005 (Verzekeren uitkering pensioenkapitaal aanvullend pensioensparen bij vooroverlijden voor extra partnerpensioen) door het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst.

In veel pensioenovereenkomsten is naast een toezegging in de basisregeling van een nabestaandenpensioen ook de mogelijkheid opgenomen van vrijwillig aanvullend pensioensparen. Vaak wordt deze vrijwillige aanvulling belegd in een beleggingsfonds en is er afgesproken dat bij overlijden van de verzekerde voor de pensioendatum, 90% van de waarde van die beleggingen weer beschikbaar komt voor aankoop van een partnerpensioen.

Als voorzienbaar is dat het fiscale maximum van het partnerpensioen zal worden overschreden dan is het niet toegestaan deze vrijwillige aanvulling van het partnerpensioen toe te zeggen en mee te verzekeren.

Belang voor de praktijk

Het komt niet vaak voor dat in fiscaal opzicht een maximaal partnerpensioen in de basisregeling is toegezegd. Vaak zijn niet alle huidige gegarandeerde loonbestanddelen opgenomen terwijl je ook mag uitgaan van het bereikbaar pensioengevend loon, zie art. 18b lid 5 Wet LB 1964.

De in aanmerking te nemen dienstjaren zijn vaak beperkt tot de dienstjaren bij de huidige werkgever ondanks dat, onder voorwaarden, bij een partnerpensioen op risicobasis het mogelijk is om de dienstjaren bij vorige werkgever mee te laten tellen (zie onderdeel 2.6 van het verzamelbesluit Pensioenen van 11 december 2018). Als laatste kan nog worden gedacht aan de mogelijkheid van toeslagverlening zoals genoemd is in art. 18d lid 1 onderdeel a Wet LB 1964.

Helaas geeft de Belastingdienst geen handvatten hoe een mogelijke voorzienbare bovenmatigheid moet worden vastgesteld. De Belastingdienst geeft wel een andere oplossing: voorzienbare bovenmatigheid kan worden voorkomen door de werkgever of de pensioenverzekeraar als begunstigde op te nemen voor zover het restitutiekapitaal bij overlijden meer bedraagt dan de koopsom voor een fiscaal maximaal aanvullend partnerpensioen.

Tenslotte nog een opmerking over het Pensioenakkoord. Daar is het voorstel om het partnerpensioen maximaal 50% van het pensioengevend inkomen te laten zijn. Zou de toezegging van partnerpensioen in de basisregeling 50% van het fiscaal maximale pensioengevend inkomen zijn dan rest alleen nog de toeslagverlening als besteding van het restitutiekapitaal. Bovenmatigheid ligt dan eerder op de loer. Dit is dan toch te voorkomen door de door de Belastingdienst voorgestelde oplossing standaard op te nemen.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Pensioenen, Loonbelasting

Carrousel: Carrousel

50

Gerelateerde artikelen