In het deze week gepubliceerde nieuwe besluit over verrekenprijzen neemt staatssecretaris Weekers van Financiën een aantal standpunten in die weliswaar ook opkomen in de plannen van de OESO, maar nog lang niet zijn uitgekristalliseerd. Daarmee loopt de bewindsman voor de muziek uit met het risico voor internationaal opererende bedrijven op meer discussie en onzekerheid.

Ronald van den Brekel, partner bij EY en specialist op het gebied van transfer pricing kijkt met 'gemengde gevoelens' naar het nieuwe besluit. "Je kunt zeggen dat het besluit een verduidelijking is van twee eerdere besluiten over verrekenprijzen van respectievelijk 30 maart 2001 en 21 augustus 2004. Veel nieuwe tegemoetkomingen zitten er niet in. Wel bevat het besluit een uitgebreidere beschrijving van het arm's lengthbeginsel. Ook beschrijft het drie situaties waarin volgens de Belastingdienst sprake is van een onzakelijke verschuiving van winst en waarbij bestrijding passend is."

OESO-plannen

Van den Brekel doelt op drie belangrijke thema's die ook voorkomen in het actieplan van de OESO van 19 juli jl. voor nieuwe transfer pricing regels en het nog diezelfde maand verschenen 'Revised discussion draft on transfer pricing aspects of intangibles'. Het gaat om de behandeling van immateriële vaste activa, inkopen in concernverband en interne herverzekeringsactiviteiten. "Dit zijn thema's die voor een aantal belastingplichtigen wellicht bekend voorkomen. Weekers legt in het nieuwe besluit een aantal stellingen die de Belastingdienst nu al toepast, in beleid vast en dat is op zich een goede zaak."

Maar met die stellingen loopt Weekers alvast vooruit op wat internationaal nog voer voor discussie is en daar schuilt een gevaar.

Verschuiving naar economische analyse

In het actieplan en de later verschenen herziene discussietekst pleit de OESO bijvoorbeeld voor nieuwe regels voor de beloning van immateriële activa. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling lijkt meer en meer de aandacht te richten op daar waar waardecreatie en de functies plaatsvinden en wil minder nadruk leggen op de juridische eigendom en de contractuele allocaties.

Weekers neemt in het nieuwe besluit alvast een voorsprong op wat op internationaal vlak nog een discussie is: de verschuiving van een juridische naar een meer economische analyse, zodat de winst belast wordt daar waar functies worden verricht. "In het besluit haakt Weekers alvast aan bij de waardecreatie (relevante functionaliteit)", aldus Van den Brekel. "Het juridisch eigendom -  zo blijkt uit het besluit - is niet meer dan een startpunt van de analyse. De praktijk zal dus veel meer aandacht moeten besteden aan de functies die partijen verrichten en de bijdragen die ze leveren. Voor je analyse kun je dus niet meer vertrouwen op enkel de juridische eigendom."

Inkopen in concernverband

Een ander discussiepunt binnen de OESO is hoe in het kader van transfer pricing om te gaan met inkopen in concernverband. Voor de Organisatie is dit een nieuw onderdeel, opgenomen in het stuk over immateriële activa. De gedachten daarover zijn nog niet uitgekristalliseerd. Weekers neemt in het nieuwe besluit alvast de visie vanuit Nederland op en loopt daarmee wederom voor de muziek uit.

Van den Brekel legt uit: "Het komt er in het nieuwe besluit op neer dat volumevoordelen –doordat het inkoopkantoor binnen het concern door inkoopvolume hogere kortingen kan bedingen – niet zijn toe te rekenen aan dit kantoor. Een inkooporganisatie in zijn algemeenheid zal dus een beperkte beloning kunnen krijgen. Slechts als de extra kortingen worden gerealiseerd door de specifieke kennis en vaardigheden mag een deel van het voordeel worden toegerekend aan het inkoopkantoor."

Interne herverzekeringsactiviteiten

Over het thema ‘interne herverzekeringsactiviteiten' heeft de OESO zich zelfs helemaal nog niet duidelijk uitgesproken. Ook hier neemt Nederland alvast het voortouw. Weekers onderkent in het nieuwe besluit verschillende situaties waarin de interne herverzekeraar slechts een beperkte beloning kan krijgen. 

Risico van discussie

Het feit dat Weekers in het nieuwe besluit alvast inspeelt op wat in de toekomst mogelijk waarheid wordt is niet zonder risico. Nederland loopt in de behandeling van transfer pricing nu voor op de internationale gemeenschap en het is maar de vraag of die gemeenschap daar wel zo blij mee is. Van den Brekel waarschuwt voor meer discussie met andere landen en daarmee extra onzekerheid voor internationaal opererende bedrijven. "Dat Nederland nu bepaalde stellingen inneemt, wil nog niet zeggen dat ook andere landen bereid zijn om die positie in te nemen, hetgeen potentieel tot dubbele belasting kan leiden."

Overigens wijst Van den Brekel nog op twee belangrijke standpunten die in het nieuwe besluit ‘verdekt' zijn opgesteld, maar die een omslag kunnen betekenen voor bepaalde diensten in concernverband. 

Cost-plusmethode en meer

In de praktijk wordt voor het bepalen van de verrekenprijs bij concerndiensten vaak gekozen voor de cost-plusmethode: een kostengerelateerde beloning gebaseerd op de kosten plus een winstopslag. Het is maar de vraag of deze methode altijd toepasbaar is. In het nieuwe besluit neemt Weekers namelijk het standpunt in dat deze methode alleen maar kan worden toegepast voor de meer routinematige diensten. Men zal altijd eerst moeten uitgaan van een functionele analyse.

Van den Brekel waarschuwt dat het statement van Weekers een indicatie is dat de Belastingdienst meer zal gaan kijken naar de bepaling van de beloning voor dienstverlening in concernverband. "Het zou goed kunnen dat de gehanteerde cost-plusmethode eigenlijk hoger zou moeten zijn. Voor met name kernfuncties zoals marketingactiviteiten en R&D activiteiten  zou wel eens een hogere beloning kunnen gelden dan een kostengerelateerde beloning."

Aandeelhoudersactiviteiten

Tot slot wijst Van den Brekel nog op een nieuw standpunt van Weekers over aandeelhoudersactiviteiten waarvoor normaliter geen vergoeding in rekening mag worden gebracht. De kosten van ‘corporate governance' activiteiten vallen hieronder.  Daarmee lijkt de kous af voor wat betreft deze kosten. Wie het besluit echter kritisch verder leest ontdekt dat Weekers hier een nuance in aanbrengt. De bewindsman spreekt namelijk van een ‘gemengde' activiteit. "De praktijk zal hier voortaan op bedacht moeten zijn", aldus Van den Brekel. "Men zal kritisch moeten kijken naar de ‘corporate governance' kosten en wellicht een gedeelte hiervan moeten uitbelasten. En ook hier geldt mogelijk een hogere beloning dan een cost-plus beloning."

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Internationaal belastingrecht

0

Gerelateerde artikelen