Slechts ongeveer 10% van de werkgevers is inmiddels overgestapt op de werkkostenregeling. De regeling wordt nog niet op grote schaal toegepast en daarvoor zijn een aantal belangrijke redenen aan te wijzen. Het forfait van 1,4% van de loonsom lijkt toereikend en de (fiscale) behandeling van de fiets of de bedrijfsfitness behoeft geen aanpassing.

Dit zijn enkele belangrijke conclusies uit het evaluatierapport van de werkkostenregeling (WKR). De evaluatie is door Staatssecretaris Weekers van Financiën met een begeleidende brief gisteren naar de Tweede Kamer gestuurd.

Per 1 januari 2011 is het voor werkgevers mogelijk om de WKR toe te passen. Er geldt een overgangsregeling waardoor werkgevers nog drie jaar (2011, 2012, 2013) kunnen kiezen: toepassen van de oude regels voor vrije vergoedingen en verstrekkingen of overstappen op de WKR. Dat de oude regels nog massaal worden toegepast blijkt uit de evaluatie. Slechts zo'n 10% van de werkgevers maakt nu gebruik van de WKR.

Massale overstap blijft uit

Er zijn grote verschillen naar grootteklasse. Van de groep (zeer) kleine werkgevers is nog slechts 7% overgestapt. Van de grootste werkgevers (meer dan 500 werknemers) is dit echter al 29%, maar zij vormen minder dan een half procent van alle werkgevers. Naar sector gemeten, blijft de sector horeca, detailhandel en niet zakelijke en financiële dienstverlening ruim onder het gemiddelde gebruik van de WKR van 10%, waar alle andere sectoren hier net boven zitten. Dit valt te verklaren uit het feit dat in deze sector het relatieve aantal (zeer) kleine werkgevers nog groter is dan in andere sectoren en dit de enige sector is waar de vrije ruimte macro gezien onvoldoende is.

Redenen om niet over te stappen

Een teleurstellend resultaat vindt Weekers, maar hij benadrukt dat er diverse redenen zijn waarom werkgevers nog niet zijn overgestapt. Die redenen hangen niet altijd samen met de WKR zelf. Zo blijkt dat ruim een derde van de werkgevers geen kennis heeft van de WKR. Een kwart van de werkgevers die wel bekend zijn met de regeling stapt niet over omdat zij weinig tot geen vergoedingen en verstrekkingen geven. Daarnaast wachten veel werkgevers op initiatief van hun boekhouder, zijn ze er zelf nog niet aan toegekomen of hebben ze zich nog niet verdiept in de regeling.

Als redenen die wel samenhangen met de WKR zelf worden genoemd:

  • de verwachting dat de regeling niet gunstig is;
  • er zijn nog te veel onduidelijkheden;
  • voorbereidingen op de overstap zijn nog niet afgerond;
  • te verwachten organisatorische problemen.

Uit al deze redenen trekt Weekers de conclusie dat er nog een hoop te doen is op het gebied van kennisverspreiding, met name door middel van voorlichting. Ook bespeurt hij een bepaald gebrek aan urgentie om over te stappen. Er geldt immers nog een keuzeregime en dat draagt bij aan uitstelgedrag.

Administratieve lasten

Eveneens teleurstellend is dat een van de hoofddoelen van de WKR - (structurele) administratieve lastenverlichting - nog steeds niet of nauwelijks wordt ervaren door de praktijk. 'Meer eenvoud en dus minder administratieve lasten blijft een speerpunt maar ook punt van zorg', aldus Weekers. 'De aandacht is erop gericht om in overleg met de praktijk, in het bijzonder met het MKB, te bezien of er nog stappen zijn te zetten. Daarbij staat voorop dat de begrijpelijkheid over het geheel genomen moet leiden tot het ook ervaren van administratieve lastenverlichting'.

Hoogte vrije ruimte

Een van de belangrijkste onderdelen uit de evaluatie is de hoogte van de vrije ruimte. Biedt het forfait (1,4% van de loonsom) voldoende ruimte voor werkgevers en wat is het effect van een forfait van 1,5%?

Uit de evaluatie blijkt dat op macroniveau het forfaitbedrag WKR van 1,4% van de loonsom per saldo toereikend is. Naar aantallen werkgevers gemeten heeft 78% van de werkgevers genoeg aan een forfait WKR van 1,4%. 22% van de werkgevers komt eraan tekort. Het geschatte landelijke WKR-bedrag is circa € 3 miljard. Gemiddeld wordt landelijk 1,2% van de totale loonsom aan WKR-kosten uitgegeven. Dat is dus lager dan het forfait van 1,4%.

Indien berekeningen worden uitgevoerd met een forfait WKR van 1,5% van de loonsom dan is op macroniveau het forfaitbedrag WKR ruim voldoende.

Volgens Weekers neemt dit echter niet weg dat er grote verschillen kunnen zijn tussen individuele werkgevers. Van begin af aan was echter duidelijk dat de regeling winnaars en verliezers zou kennen. Hij komt dan ook tot de conclusie dat de omvang van de vrije ruimte voldoende moet worden geacht.

Fiets en bedrijfsfitness

Bijzondere aandacht is in de evaluatie ook besteed aan de fiets-en bedrijfsfitnessregelingen van werkgevers. De uitkomsten vormen geen aanleiding om de (fiscale) behandeling van de fiets of de bedrijfsfitness aan te passen. Ruim de helft van de werkgevers die een fietsregeling heeft, wil deze voortzetten na overstap op de WKR. Één op de zeven werkgevers zegt na een overstap op de WKR te gaan stoppen met de bedrijfsfitness, terwijl zo'n 60% de bedrijfsfitness voort zal zetten. De rest weet het nog niet.

WKR gaat door

Al met al is Weekers positief gestemd over de uitkomsten van het rapport. Zij vormen voor hem een bevestiging dat met het WKR-regime een goede weg is ingeslagen. 'Teruggaan naar het stelsel van vóór 2011 met 29 kostencategorieën en nihilwaarderingen is zowel beleidsmatig als vanuit de uitvoeringspraktijk bezien niet wenselijk', aldus Weekers.

 

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Loonbelasting

3

Gerelateerde artikelen