De inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) leidt in de praktijk al jaren tot problemen. Van manipulatie tot geen bijdrageheffing tot dubbele heffing. Alle varianten komen voorbij zonder dat de wetgever in actie komt. Voor Ruben Stam en Erik van Toledo is de maat vol. Met oplossingen binnen handbereik roepen zij op tot aanpassing van het systeem. 

Geen bijdrageheffing

Problemen treden bijvoorbeeld op bij uitkeringen uit lijfrente-aanspraken en goudenhanddrukstamrechten. In de Zorgverzekeringswet is geregeld dat dergelijke periodieke uitkeringen tot het bijdrage-inkomen behoren en dat de verzekeringsplichtige hierover zélf de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw verschuldigd is. De uitvoerder houdt deze bijdrage verplicht in. Omdat de uitvoerder de uitkeringen kan toerekenen aan loontijdvakken gaat tot zover alles goed. Het verhaal wordt anders als een afkoopsom wordt uitgekeerd. Dan ontstaat een situatie van geen bijdrageheffing.

Fiscalist Stam, werkzaam bij het Fiscaal Juridisch Adviesbureau van Nationale-Nederlanden Bank, legt uit: “Afkoopsommen vallen tussen wal en schip, omdat sprake is van een eenmalige uitkering die niet te koppelen is aan een bepaald loontijdvak. De uitvoerder houdt daarom geen bijdrage Zvw in. Vanuit het oogpunt van een evenwichtige bijdrageplicht zou je verwachten dat de verzekeringsplichtige dan met een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw alsnog zélf de bijdrage betaalt over de afkoopsom. Niets is minder waar. Door een ‘onevenwichtigheid’ in de Zorgverzekeringswet is dit namelijk onmogelijk. Het gevolg is dus géén bijdrage over de afkoopsom. Of de wetgever dit zo bedoeld heeft, is nauwelijks voor te stellen, maar deze uitkomst wordt door de Belastingdienst in het Handboek loonheffingen wel onderschreven.”

Manipulatie

Het laat zich raden dat deze omissie met afkoopsommen in de Zorgverzekeringswet manipulatie in de hand werkt. Wie jaarlijks een deel van zijn goudenhanddrukstamrecht of lijfrente (gedeeltelijke afkoop) opneemt, bespaart zichzelf de bijdrage Zvw. Stam nuanceert dit. “Gehele of gedeeltelijke afkoop is niet in alle gevallen wenselijk of mogelijk. Bovendien is over de (gedeeltelijke) afkoop van een nieuw regime-lijfrente 20% revisierente verschuldigd. De winst van het niet verschuldigd zijn van de bijdrage Zvw is daarmee snel teniet gedaan.”

Maar wat nu als de verzekeringsplichtige naast de afkoopsom in hetzelfde jaar bij dezelfde uitvoerder ook bijdrage-inkomen geniet dat wel is toe te rekenen aan een loontijdvak? “Dan moet de uitvoerder de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw ook over de afkoopsom berekenen,” benadrukt Stam, “en ook dat zorgt voor grote problemen. Voor de berekening van de verschuldigde bijdrage is namelijk gekozen voor een systematiek van voortschrijdend cumulatief rekenen (VCR). Deze ingewikkelde berekeningsmaterie werkt manipulatie in de hand. Met een goed bedachte spreiding van een periodieke lijfrente-uitkering en een tijdig einde van de uitkeringsreeks binnen het jaar is de ingehouden bijdrage Zvw zo laag mogelijk te houden. Een verschil wordt immers niet rechtgetrokken in de aanslagregeling Zvw. Dit toont nog maar eens aan dat uitkeringsconcentratie loont!”

De inhaalsystematiek die achter het VCR zit, kan financieel ook merkwaardige uitkomsten opleveren,” vervolgt Stam. “Dit doet zich onder andere voor als een uitvoerder van de lijfrente meerdere uitkeringsreeksen met een afwijkende periodiciteit uitkeert aan dezelfde verzekeringsplichtige en/of bij de combinatie van een uitkeringsreeks met een afkoopsom. De netto-uitkering kan dan zelfs negatief worden. Dit is te voorkomen door de afkoopsom te laten uitkeren bij een andere uitvoerder dan degene die de periodieke uitkeringen uitvoert. Gekker moet het toch niet worden!”

Dubbele heffing

Specialist levensverzekeringen Van Toledo (lid van de Kennisgroep Verzekeringsproducten en Assurantiebelasting van de Belastingdienst) wijst op onrechtvaardige situaties van dubbele heffing met de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. “Dat in de lijfrentesfeer sprake kan zijn van ‘dubbele heffing’ is al jaren bekend. In voorkomende gevallen kan zowel over de lijfrentepremie als over de ontvangen lijfrente-uitkering een bijdrage Zvw verschuldigd zijn. Tot nu toe zijn antwoorden op Kamervragen over deze dubbele heffing-problematiek zwaar teleurstellend. Het komt erop neer dat we het heffingssysteem maar voor lief moeten nemen want volgens de minister is aanpassen lastig, vervangen roept nieuwe problemen op en wijzigen is uitvoeringstechnisch bezwaarlijk.”

Overigens zijn er meer situaties waarin dubbele heffing onrechtvaardig aan doet. Van Toledo noemt als voorbeeld gevallen waarin alimentatie wordt betaald. “Zo heeft de alimentatieplichtige over zijn of haar inkomen de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw afgedragen, terwijl de alimentatiegerechtigde over dit als alimentatie uitgekeerde inkomen nogmaals de bijdrage Zvw is verschuldigd. Een kwestie van dubbele heffing dus. Of wat te denken van de situatie dat partners bij echtscheiding afspreken dat de man de helft van zijn lijfrente-uitkeringen als alimentatie aan de vrouw doorbetaalt? Ook hier is de uitkomst een dubbele heffing over hetzelfde inkomen. De uitvoerder houdt namelijk de bijdrage Zvw in op de lijfrente-uitkeringen en de vrouw moet over de doorbetaalde termijnen opnieuw een bijdrage Zvw betalen. En voor aftrek is geen plaats in het Zvw-systeem, zoals dat wél voor de heffing van inkomstenbelasting geldt.”

Onrechtvaardige ongelijke behandeling

Over de onrechtvaardigheid van dubbele heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw door een ongelijke behandeling van werknemers (pensioenopbouw in de loonsfeer) en zelfstandigen (pensioenopbouw middels een lijfrente), is inmiddels een belangrijk arrest gewezen. Voor werknemers komt de op het loon ingehouden pensioenpremie in mindering op het bijdrage-inkomen voor de Zvw. Voor een zelfstandige komt de lijfrentepremieaftrek niet in mindering op het bijdrage-inkomen, terwijl over de ontvangen lijfrente-uitkeringen wel een bijdrage Zvw is verschuldigd. Per saldo betaalt de zelfstandige dus eigenlijk ‘twee maal’ over hetzelfde inkomen een bijdrage Zvw.

“De procederende ondernemer had zijn vrijgevallen fiscale oudedagsreserve (FOR) omgezet in een lijfrente,” vertelt Van Toledo. “De Hoge Raad maakt korte metten met de ongelijke behandeling van werknemers en ondernemers. Uitvoeringsproblemen zijn hiervoor geen rechtvaardiging. De Hoge Raad biedt zelf rechtsherstel voor de ondernemer in casu door het bijdrage-inkomen Zvw te verlagen met de betaalde lijfrentepremie bij omzetting van de FOR. Als het de Hoge Raad lukt om met één pennenstreek rechtsherstel te bieden, waarom is het voor de wetgever dan zo moeilijk om een passende oplossing te bedenken voor de situaties van dubbele heffing? Het is nog wel de vraag of het arrest van de Hoge Raad eng (beperkt tot de stakende ondernemer die zijn FOR omzet) of ruim (situaties van lijfrentepremieaftrek in het algemeen) moet worden uitgelegd? Maar of je het arrest nu eng of ruim leest, het feit blijft dat de huidige Zvw niet aansluit op situaties waarin rechtsherstel geboden zou moeten worden.”

Tijd voor actie

Voor Stam en Van Toledo is de tijd van enkel onderkennende woorden nu ruimschoots voorbij en is de tijd voor actie aangebroken. De problemen met de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw hebben beiden gezamenlijk en uitgebreid verwoord in een artikel voor het Vp-bulletin. Zij roepen de wetgever op tot aanpassing van de systematiek binnen de Zorgverzekeringswet omdat dit leidt tot te veel onrechtvaardigheden. “Nagenoeg alle problemen zijn terug te voeren op het heffingssysteem van drie sporen: (1) inhouding bij de verzekeringsplichtige, (2) een werkgeversheffing en (3) heffing via aanslag. Deze drie sporen bestaan los van elkaar. Er vindt onderling geen verrekening plaats, zoals we dat kennen in de inkomstenbelasting waarbij rekening wordt gehouden met voorheffingen.”

Binnen handbereik

Volgens Stam en Van Toledo is er een zeer goede oplossing binnen handbereik: “Laat het driesporenbeleid los, kies voor samenhang tussen aanslag, inhouding en werkgeversbijdrage en doe iets aan de dubbele heffing. Het is aan de wetgever om het stokje nu op te pakken! Maar we denken natuurlijk graag mee.”

 

Naschrift 15 februari 2019

Ten overvloede wijst de redactie erop dat de meningen in dit artikel op persoonlijke titel zijn gemaakt. Dit geldt voor zowel Erik van Toledo als Ruben Stam.

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws, Interviews

Rubriek: Premieheffing, Sociale zekerheid algemeen

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

191

Gerelateerde artikelen