Voor de Belastingdienst had het nieuwe jaar niet veel slechter kunnen beginnen. Het begon met een heuse "foutenregen" in de voorlopige aanslagen. Het onweer barstte echt los toen bleek dat de Belastingdienst verschillende wetswijzigingen en tariefswijzigingen per 1 januari 2014 nog niet had verwerkt in de automatiseringssystemen. Ook schoot de informatieverstrekking door de fiscus tekort. Zo ontstond ophef over het onjuiste eigenwoningforfait bij de voorlopige teruggaaf, het "oude" tarief in de eerste schijf van box 1 en in box 2 en de niet-bijgewerkte informatie op de website van de Belastingdienst.

Ophef over deze "blunders" van de fiscus – en de gehaaste reacties vanuit het Ministerie van Financiën – illustreren de verontwaardiging over onjuiste informatieverstrekking door de Belastingdienst. Die ontstemdheid wordt nog verergerd als de consequenties van die onjuistheden onder ogen worden gezien. Als het misgaat, draagt de belastingplichtige namelijk de gevolgen en dat geldt niet alleen voor voorlopige aanslagen. De impact van fouten en onjuistheden in de uitvoeringssfeer is voor burgers dan ook groot. Het belang van de vertaalslag die de Belastingdienst maakt van wetgeving naar begrijpelijke informatie voor belastingplichtigen is enorm. Maar wat te doen als daarbij fouten worden gemaakt? Moet de "risicoverdeling" tussen de Belastingdienst en belastingplichtigen niet eens tegen het licht worden gehouden?

Complexe fiscale wetteksten moeten uiteindelijk in begrijpelijke en toegankelijke taal worden aangeboden aan burgers.Bij het geven van informatie via de website, toelichtingen bij het aangifteprogramma en andere vormen van informatie treedt de Belastingdienst noodgedwongen op als een "vertaler" van fiscale wetgeving. Fiscale wetgeving is voor veel belastingplichtigen eenvoudigweg te ingewikkeld geworden. Daarom neemt voorlichting een essentiële rol in bij het proces van belastingheffing.

Tussen de wetgever, Belastingdienst en belastingbetalers spelen evident taalverkeersproblemen. De Belastingdienst bevindt zich in een spagaatpositie tussen enerzijds de juridisch complexe brontaal van de wettekst en anderzijds de algemeen gebruikte doeltaal van belastingbetalers. Semantisch en conceptueel liggen deze talen mijlenver uit elkaar. Het is niet gemakkelijk om juridische taal eenvoudig(er) op te schrijven. De Belastingdienst heeft dus een zware taak. De complexiteit van belastingwetten, de snelheid van het wetgevingsproces en (niet voorziene) uitvoeringsproblemen maken het vertaalproces ook niet eenvoudiger. Het is bijna onvermijdelijk dat in dit vertaalproces zaken "lost in translation" raken. Dit geldt niet alleen voor algemene voorlichting op de website, maar bijvoorbeeld ook voor het omzetten van het formele en materiële belastingrecht naar een concreet aangifteprogramma.

Wat burgers veelal niet weten, is dat het risico van "vertaalfouten" in voorlichting voor hun rekening komt. Dit is al decennialang vaste rechtspraak (vgl. HR 9 maart 1988, nr. 24 199, BNB 1988/148). Hoewel belastingplichtigen verwachtingen kunnen ontlenen aan verstrekte informatie, heeft dit niet tot gevolg dat de wet opzij wordt gezet.Slechts bij hoge uitzondering wordt het legaliteitsbeginsel "overruled" door het vertrouwensbeginsel. Achterliggende gedachte is dat de Belastingdienst als uitvoerder zijn voorlichtende taak "onbelemmerd" moet kunnen uitoefenen.Vanuit het (klassieke) juridische perspectief is dit verklaarbaar. "Vertalingen" van de uitvoerder zijn immers niet gelijk aan de wetteksten van de democratisch gelegitimeerde wetgever.

Maar is deze risicoverdeling nog wel van deze tijd? Valt het wel goed uit te leggen dat burgers het risico dragen van de vertaalslag die de Belastingdienst heeft gemaakt en waaraan zij bovendien part noch deel hebben gehad? Als belastingplichtigen zelfstandig hun aangifte doen – en daartoe nodigt de Belastingdienst met toegankelijke informatie uit – dan moeten zij kunnen vertrouwen op de voorlichting en de inrichting van de aangifteprogramma's die de Belastingdienst verstrekt. Bovendien bevat de website van de Belastingdienst geen disclaimer, dus burgers kunnen ook nauwelijks op de hoogte zijn van hun ‘gebrek aan garantie'. Een belangrijke overweging hierbij is dat het voor verreweg de meeste belastingplichtigen niet mogelijk is de informatie te controleren. Veruit de meeste burgers zullen nooit een belastingwet zien en – als dat al zo zou zijn – die waarschijnlijk niet begrijpen.

Argumenten kunnen ook buiten het fiscale recht gevonden worden. Als vertaalde wetteksten namelijk niet door de bril van de jurist worden bekeken, maar vanuit het perspectief van een taalkundige, ontstaat een ander beeld. Uitingen van de Belastingdienst zijn dan te beschouwen als taaluitingen. De Belastingdienst is aan te merken als zender van vertalingen van belastingwetgeving. In het communicatieproces met burgers moet de Belastingdienst de afstand tussen juridische taal en algemene taal overbruggen. Burgers hebben daarbij een zeer gevarieerde taalcompetentie.De rol van "vertaler" schept verwachtingen en verplichtingen. De Belastingdienst heeft én neemt als vertaler de verantwoordelijkheid voor een juridisch juiste weergave van de brontekst, de belastingwet. Als de fiscus daar niet in slaagt, moet het risico ook voor diens rekening komen. De taalgebruiker als ‘ontvanger' vertrouwt daar op.

Burgers zullen zich nauwelijks bewust zijn van het feit dat aan voorlichting van de fiscus wetteksten ten grondslag liggen. Voor burgers vormen vertalingen de belastingwet. Vertalingen worden daarmee in feite nieuwe bronteksten. Dit is niet de juridische realiteit, maar sluit wel beter aan bij de perceptie van de taalgebruiker, de burger. Het taalperspectief onderkent daarmee beter dan het juridische perspectief het belang van deze taaluitingen. Het is dan ook aan de Belastingdienst als vertaler om zorgvuldig te werk te gaan en een optimale balans te bereiken tussen juridische juistheid en begrijpelijkheid.

Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat vertalingen noodzakelijk zijn, omdat de brontaal voor de meeste belastingplichtigen ontoegankelijk is. De Belastingdienst moet dus wel vertalen om een oplossing te bieden voor deze taalbarrière, maar weet tegelijkertijd dat de burger van hem afhankelijk is. In die asymmetrische rechtsbetrekking tussen Belastingdienst en burger mag het echter niet vanzelfsprekend zijn dat belastingplichtigen het risico dragen van vertaalfouten. Bovendien hebben zij geen invloed op, noch weet van het vertaalproces. De monopoliepositie die de Belastingdienst als vertaler steeds nadrukkelijker inneemt, rechtvaardigt eigentijdse ideeën over de risicoverdeling. Het ligt dan ook voor de hand om te stellen dat de partij die de regels uitlegt, ook de rekening krijgt als het misgaat.

Tot slot, de Belastingdienst is ook afhankelijk van de burger. De zelfredzaamheid van de belastingbetaler wordt steeds belangrijker. Dienstverlening van de Belastingdienst is gericht op compliance: de welwillendheid waarmee belastingplichtigen hun fiscale verplichtingen op juiste en tijdige wijze nakomen. Goede vertalingen zijn dan ook niet alleen dienstverlenend, maar geven ook uitdrukking aan het "eigen belang" van de Belastingdienst bij een soepele en efficiënte uitvoering van de belastingwet. Ook dit belang rechtvaardigt een herbezinning op de huidige risicoverdeling.

Kortom, een moderne benadering waarbij vanuit het taalperspectief wordt gekeken naar de rol van de Belastingdienst als vertaler leidt tot nieuwe inzichten in de risicoverdeling. De (klassieke) juridische insteek houdt misschien wel te weinig rekening met het burgerperspectief. Maar als het risico van de foutenregen in de vertaalslag van wetgeving naar uitvoering op belastingplichtigen wordt afgewenteld, raakt de belastingplichtige pas echt van de regen in de drup.

Informatiesoort: Column

Rubriek: Belastingrecht algemeen

16

Gerelateerde artikelen