
Vrij geregeld vormt de overdrachtsbelasting voor ondernemers een hinderpaal bij de door hen te maken keuzes.
Overdrachtsbelasting is verschuldigd door de verkrijger van in Nederland gelegen vastgoed. Dat kan juridische maar ook economische verkrijging van onroerend goed zijn. Het tarief is maar liefst 10,4% van de waarde van het vastgoed of de hoger ervoor betaalde prijs. Bij de koop van een eigen woning is het tarief overigens 2% of soms zelfs 0% (bij een starter met wat specifieke eisen) en volgend jaar mogelijk 8% bij aankoop van een niet-eigen woning.
Deze belasting kan dus aardig in de papieren lopen en daarmee bepaalde bedrijfsbeslissingen danig in de weg zitten. Gelukkig zijn er voor bepaalde handelingen en situaties vrijstellingen in het leven geroepen. Zo geldt er o.a. een vrijstelling van overdrachtsbelasting bij bedrijfsoverdrachten aan bepaalde personen, voor de aankoop van cultuurgronden en bij kavelruil in het buitengebied. Op twee daarvan zoom ik graag wat nader in.
Cultuurgrondvrijstelling
De cultuurgrondvrijstelling (art. 15 lid 1 onderdeel q WBR) geldt voor aankoop van cultuurgronden (landerijen) als deze gronden agrarisch bedrijfsmatig worden aangewend en dat gebruik gedurende minstens tien jaar daarna wordt voortgezet. Onder cultuurgrond valt ook de ondergrond van de kas van een tuinder.
Wie daarbij de grond aankoopt maakt voor de vrijstelling niet uit. Dat kan een boer zijn, maar ook een particulier of een instelling.
Voor de praktijk is van belang dat in een motie van Holman (NSC) en Grinwis (CU) is voorgesteld om een einde te maken aan de vrijstelling van de overdrachtsbelasting voor niet-agrariërs die cultuurgrond aankopen. De indieners denken daarmee de boeren te helpen.
De staatssecretaris lijkt er niet erg enthousiast over te zijn, maar gaat deze vrijstelling wel evalueren en in overleg met de sector bekijken of er een aanpassing in de cultuurgrondvrijstelling zal moeten komen.
We moeten even afwachten wat er gaat gebeuren, maar zo’n inperking zal de boeren niet gaan helpen. Grondaankoop door niet-boeren, die het aan boeren in gebruik geven o.b.v. pacht of erfpacht, is namelijk voor de boeren die wat krapper zitten een zeer belangrijk financieringsinstrument. Denk daarbij aan clubs als Fagoed en ASR maar ook aan particulieren, bijvoorbeeld in de familiesfeer. Als die personen de gronden niet meer vrij van overdrachtsbelasting kunnen kopen, zal het mogelijk voor de boer juist lastiger worden om extra grond te kunnen benutten in het bedrijf (minder of duurdere financiers).
Voor wie als niet-boer landerijen wil kopen, is het wellicht raadzaam die grond nog dit jaar geleverd te krijgen.
Familievrijstelling
Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2025 heeft de Minister van Financiën aan de heer Vermeer (BBB) toegezegd onderzoek te laten doen naar de zogenoemde “familievrijstelling” in de overdrachtsbelasting als genoemd in art. 15 lid 1 onderdeel b WBR. Deze vrijstelling houdt in dat de verkrijging door een of meer kinderen, kleinkinderen, broers, zusters, of hun echtgenoten, van een ondernemer van goederen die behoren tot en dienstbaar zijn aan diens onderneming die wat de bedrijfsvoering betreft, in haar geheel (al dan niet in fasen) door de verkrijger of verkrijgers wordt voortgezet.
Doel van de vrijstelling is dat de fiscaliteit geen nodeloze hinderpaal is voor een reële bedrijfsopvolging, waarbij de onderneming in zijn geheel wordt voortgezet. Helemaal prima natuurlijk. Probleem is echter dat de kring van gerechtigden voor de hedendaagse praktijk wel erg beperkt is. Zo kan de ondernemer zijn onderneming met een vrijstelling van overdrachtsbelasting overdragen aan de partner van zijn broer maar niet aan zijn eigen (op huwelijkse voorwaarden getrouwde) partner. Probeer dat thuis maar eens uit te leggen!
Verder geldt deze vrijstelling niet bij de bedrijfsoverdracht van oom naar neef. Een rechter heeft dat onlangs nog bevestigd. Nu redt de praktijk zich in die situatie soms nog wel door de bedrijfsoverdracht in twee fasen te regelen. De overdracht vindt alsdan eerst van broer tot broer plaats om vervolgens later de bedrijfsoverdracht naar het kind te regelen, maar je kunt je terdege afvragen of dergelijke U-bochten wel nodig zouden moeten zijn.
Een ander probleem zit in de eis van de gehele bedrijfsovername, vooral als dat in fasen gebeurt. Als de familievrijstelling al eerder is toegepast bij een gedeeltelijke bedrijfsoverdracht aan een kind en de gehele bedrijfsoverdracht niet afgemaakt kan worden, omdat er bijvoorbeeld meegedaan wordt aan een landelijke beëindigingsregeling binnen 12 jaar, dan komt de eerder verleende vrijstelling te vervallen. Dit terwijl de boer een landelijk probleem, de hoge stikstofuitstoot, meehelpt op te lossen!
De wet mag ook op dit punt wel wat flexibeler. Bijvoorbeeld door het begrip “overheidsingrijpen” in deze wet te introduceren, waarbij verplaatsing van bedrijven kan worden opgelost (vergelijk gangbare faciliteiten die we in de inkomstenbelasting en de successiewet in dat kader al kennen). Dat kan dan in de familievrijstelling, maar bijvoorbeeld ook bij de inbrengvrijstelling van art. 15 lid 1 onderdeel e WBR.
De vrijstellingen van overdrachtsbelasting mogen wat mij betreft een stuk ruimer en wat flexibeler. Toevoeging van het begrip “overheidsingrijpen” in de familievrijstelling om zo flexibeler in te kunnen spelen op de huidige stikstofproblemen is geboden. En ook is het hoog tijd om de kring van gerechtigden wat “bij te punten” naar anderen dan een (klein)kind, broer, zus of hun partner. De vrijstelling bij bedrijfsoverdracht dient ook opengesteld te worden voor de eigen partner, de ooms en tantes, de neven en nichten, en mogelijk ook voor een ouder als verkrijger.