De Tweede Kamer wil dat de nationale CO2-heffing voor de industrie wordt afgeschaft. Afgelopen week stemde een Kamermeerderheid voor een motie van het CDA, SGP en BBB die de regering verzocht om deze heffing ‘zo snel mogelijk af te schaffen’. Daarmee komt de Kamer tegemoet aan de wens vanuit de industrie om deze ‘nationale kop bovenop de Europese beprijzing van CO2 af te schaffen’. 

Deze eerste grote wijziging van het fiscale beleid door de Kamer na de val van het kabinet roept een aantal inhoudelijke vragen op. Allereerst wat het demissionaire kabinet met de motie zal doen en daarnaast wat een volgend kabinet met de CO2-heffing doet.

De nationale CO2-heffing kwam voort uit het nationale Klimaatakkoord waarin afspraken gemaakt zijn over het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen in Nederland. Het doel was om een effectieve prikkel te introduceren voor de industrie om de benodigde CO2-uitstoot te verminderen, ‘met een zo klein mogelijk risico op weglek van bedrijvigheid en CO2’. Concreet betalen bedrijven die onder het Europese Emissiehandelssysteem (ETS) vallen; die een afvalverbrandingsinstallatie hebben; of lachgas uitstoten, een heffing per ton uitgestoten CO2. Het kabinet bepaalt jaarlijks de hoogte van de heffing, waarvan de kosten voor emissierechten onder ETS worden afgetrokken.

Perspectief bedrijven

Als de door het kabinet vastgestelde CO2-heffing hoger ligt dan de prijs van emissierechten, dan betaalt de Nederlandse industrie dus een extra belasting. In het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma van kabinet-Schoof is afgesproken dat de door kabinet-Rutte IV aangekondigde verhoging van het tarief van de CO2-heffing wordt teruggedraaid. Dit moest leiden tot een gelijker speelveld voor Nederlandse bedrijven. Met oog op het perspectief van bedrijven heeft het kabinet in de Voorjaarsnota besloten ‘om tot 2028 het huidige prijspad in de CO2-heffing aan te houden’ en daarna te differentieren in het tarief voor de eerste 50 kiloton belaste uitstoot.

Een meerderheid in de Tweede Kamer maakt zich grote zorgen over de beperkte mogelijkheden voor de industrie om in Nederland te verduurzamen. Niet alleen ontbreekt het beleid dat bedrijven moet helpen om te verduurzamen. Ook zijn de fysieke infrastructuur voor duurzame energie en de mogelijkheden om CO2 op te slaan (nog) niet in orde. In dit licht willen PVV, VVD, CDA, SGP, BBB, JA21 en FVD ‘het ongelijke speelveld iets minder oneerlijk maken’ voor Nederlandse bedrijven. De Groot (VVD) gaf daarbij aan dat de huidige heffing niet werkte zoals hij ooit is bedacht en dat er gekeken moet worden naar een alternatieve aanpak die beter werkt om te verduurzamen.

Parlementaire agenda

De kritiek op het initiatief vanuit CDA, SGP en BBB om de CO2-heffing af te schaffen ziet op twee punten: de budgettaire implicaties en de impact op de klimaatambities. Van der Lee (GL-PvdA) vroeg zich af hoe de indieners van de motie het gat in de begroting willen opvangen. Postma (NSC) gaf aan dat het afschaffen van de CO2-heffing de problemen van de industrie niet oplost, maar dat het wel een gat in de begroting slaat en de klimaatdoelen uit zicht brengt. Grinwis (CU) vond het onzorgvuldig en overhaast om de CO2-heffing eenzijdig af te schaffen zonder eerst naar alternatieven te kijken.

In de ogen van de Kamerleden die de CO2-heffing willen afschaffen en de belangenbehartigers vanuit de industrie leidt een nationale heffing bovenop EU ETS niet tot verduurzaming maar wel tot een ongelijk speelveld ten opzichte van industrie in andere landen. Daarom klinkt nu de oproep vanuit de industrie om de CO2-heffing niet alleen snel af te schaffen, maar ook om deze heffing na de verkiezingen niet alsnog weer in te voeren. Aangezien Nederland niet op koers ligt om de klimaatambities te realiseren, wordt het een uitdaging voor de industrie om het komende kabinet te overtuigen dat de industrie met andere beleidsinstrumenten effectiever verduurzaamd kan worden.

Informatiesoort: Parlementair

Rubriek: Milieuheffingen

54

Gerelateerde artikelen