In Nederland zijn er twee momenten waarop een auto op last van de overheid wordt gekeurd.

De bekendste is de Algemene Periodieke Keuring (APK), waarbij onder toezicht van de RDW de technische staat van een voertuig wordt beoordeeld, vooral in het kader van verkeersveiligheid en milieu. Een tweede keuring betreft de invoer van een gebruikte auto uit het buitenland. Deze voertuigen worden eenmalig technisch gekeurd en moeten bovendien een waardebepaling ondergaan in het kader van de BPM-heffing.

Voor die waardebepaling wordt meestal gebruikgemaakt van koerslijsten gebaseerd op verkoopcijfers. Als een importeur echter van mening is dat zijn voertuig door bijvoorbeeld schade minder waard is, kan hij ervoor kiezen een taxatierapport te overleggen bij de BPM-aangifte. Zowel APK-keuringen als taxaties worden uitgevoerd door private partijen met een officiële erkenning als keurmeester of taxateur.

Wanneer de overheid twijfelt aan een keuring of taxatie, kan zij ingrijpen. Bij de APK voert de RDW steekproeven uit op de keuringslocatie. Binnen negentig minuten moet een controleur de keuring kunnen beoordelen. Bij BPM-taxaties is de Dienst Roerende Zaken (DRZ) verantwoordelijk voor heronderzoek. De auto moet dan zes dagen beschikbaar blijven in de oorspronkelijke staat. Als er twijfel is, roept DRZ de importeur op om de auto te laten herbeoordelen.

Bij onjuistheden van APK-keuringen zijn de gevolgen voor keurmeesters aanzienlijk: de RDW kan snel en streng optreden, met als uiterste maatregel het intrekken van de erkenning – vaak met grote gevolgen voor de beroepspraktijk. Dankzij deze aanpak zijn fouten bij APK-keuringen zeldzaam geworden.

Bij taxaties ligt dat anders. DRZ heeft geen eigen sanctiebevoegdheid richting de taxateur. Als een rapport onjuist blijkt, krijgt alleen de belastingplichtige een naheffing. De taxateur blijft buiten schot en kan doorgaan met dubieuze ‘u-vraagt-wij-draaien’-taxaties, die in veel gevallen leiden tot te lage BPM-heffingen. Door gebrek aan toezicht is dit systeem gevoelig voor structureel misbruik en zelfs georganiseerde fraude. Belastingontwijking via bewust te lage taxaties is lucratief, moeilijk te bestrijden en kost de schatkist jaarlijks miljoenen.

De erkenning van taxateurs is nu ondergebracht bij brancheorganisaties zonder effectief toezicht. Dit ondermijnt de beoogde onafhankelijkheid, zoals verankerd in art. 8 lid 4 onderdeel b Uitv.reg. BPM. In de praktijk is die erkenning verworden tot een wassen neus. Hierdoor ontstaat een perverse prikkel: hoe lager de waarde, hoe aantrekkelijker het rapport – ongeacht de objectieve juistheid. Deze praktijk ondergraaft niet alleen de rechtsgelijkheid, maar zet ook de deur open voor fraude op grote schaal.

De oplossing ligt binnen handbereik: verplaats de erkenning van taxateurs naar een onafhankelijke instantie, zoals de Belastingdienst of DRZ, en pas de Uitvoeringsregeling hierop aan. Hanteer vervolgens een net zo strikt regime als bij de APK, uiteraard met inachtneming van rechtswaarborgen volgens de Algemene wet bestuursrecht. Zo ontstaat een systeem dat fraude ontmoedigt, eerlijkere heffingen mogelijk maakt en juridische procedures sterk beperkt. Maar de vraag is: wie pakt de handschoen op?

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

32

Gerelateerde artikelen