Wat een geruststelling moest het geven, het eerste loonstrookje van het nieuwe jaar zou echt meevallen. Maar dan past er wel meteen een grote waarschuwing, het loonstrookje geeft veelal een te rooskleurig beeld. Dat komt vooral door de manieren die het kabinet heeft gevonden om ongemerkt geld binnen te halen. Sluipenderwijs wordt er meer belasting geheven. Dat is niet altijd terug te vinden op het loonstrookje maar komt pas later in beeld, meestal pas na afloop van het jaar bij de aangifte inkomstenbelasting.
Natuurlijk moet ook in deze economisch mindere tijden de schatkist gevuld worden, maar een openlijke tariefsverhoging is dan kennelijk moeilijk te verkopen. Toch wordt er sluipenderwijs door iedereen meer belasting betaald omdat voor het tweede jaar op rij de prijsaanpassing aan de inflatie achterwege is gelaten. Zulke sluiproutes blijken politiek in de smaak te vallen. Daarnaast zijn "afbouwmaatregelen" getroffen in de sfeer van bepaalde heffingskortingen.
De instrumentkeuze voor een dergelijke nivelleringsoperatie is opvallend. Aanzienlijke stijgingen in het belastingtarief worden gewoonweg versluierd. Vanaf 2014 gebeurt dat vooral door de inkomensafhankelijke afbouw van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Het komt in bepaalde gevallen neer op een tariefsverhoging van enkele procenten. Dit wordt niet zichtbaar gemaakt in de wettelijke belastingtarieven en is ook minder inzichtelijk voor de burger. Wie kan nog even snel berekenen hoeveel bij een inkomen van pakweg € 50.000 nog netto wordt overgehouden als er bijvoorbeeld € 10.000 wordt bijverdiend? Niet het tarief van deels 42%, deels 52% volstaat, want er moet ook rekening worden gehouden met een vermindering van de algemene heffingskorting (2% over een deel van het traject) en een vermindering van de arbeidskorting van 4% over de volledige € 10.000. Eigenwoningbezitters zien dan bovendien een deel van hun aftrekvoordeel krimpen.
Extra arbeid vertaalt zich dus in een fors lagere arbeidskorting. De naam ‘arbeidskorting' slaat feitelijk nergens meer op. Bovendien ontstaat er in toenemende mate een spanning met de achtergrond van de arbeidskorting, namelijk de compensatie voor het afschaffen van de aftrekbare beroepskosten. Praktijkproblemen zullen zich gaan voordoen waar de afbouw van de beide heffingskortingen tot grotere verschillen gaat leiden tussen de ingehouden loonheffing en verschuldigde inkomstenbelasting. De afbouw komt namelijk onvoldoende tot zijn recht in de inhoudingssfeer, met name omdat in de tabel voor bijzondere beloningen geen rekening wordt gehouden met de heffingskortingen, en dus ook niet met de afbouw. Die verschillen kunnen al tot forse bijbetalingen leiden maar het wordt nog veel problematischer als inkomsten worden genoten van verschillende werkgevers of instanties. Dan wordt de invloed van de afbouwregelingen pas echt goed merkbaar. Bij de arbeidskorting kan het dan al gaan om een terugval in heffingskorting van maximaal € 1730 en bij de algemene heffingskorting om een terugval van maximaal € 737.
Recent heeft de staatssecretaris aangegeven dat hij niet van plan is om onder meer de afbouw van de algemene heffingskorting alsnog op te nemen in het programma voor de voorlopige aanslag 2014. Niet zo verwonderlijk, want een inschatting van de prijs die de burger uiteindelijk moet betalen, is bepaald niet altijd eenvoudig meer te geven. Zelfs de machinerie van de Belastingdienst blijkt daartoe niet in staat.
De prijs voor de sluiproutes moet dus veelal pas (veel) later worden betaald. Velen zullen daarop dan niet gerekend hebben.
Ik begrijp dat we het niet leuker kunnen maken, maar makkelijker (en daardoor transparanter) zou toch moeten lukken? De politiek was de bekende slogan van de Belastingdienst - en daarmee de weg - gewoon even kwijt.
Informatiesoort: Uitvergroot
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting