
Vorige week viel het kabinet-Schoof. Dat riep bij mij onmiddellijk de vraag op welke fiscale gevolgen deze kabinetsval heeft. In deze Uitvergroot neem ik u mee in de potentiële effecten op de belangrijkste fiscale wetsvoorstellen en de mogelijke dynamiek rondom de aankomende verkiezingen op 29 oktober.
Op het moment van het schrijven is nog niet bekend welke (fiscale) wetsvoorstellen controversieel worden verklaard. Voor box 3 zijn twee wetsvoorstellen bij de Tweede Kamer ingediend. De behandeling van de tegenbewijsregeling voor box 3 is in de week van de val ‘gewoon’ in de Tweede Kamer behandeld. Daarnaast lijkt de politieke wens om snel naar een heffing op grond van werkelijk rendement te gaan groter dan het twistpunt tussen een vermogensaanwas- of vermogenswinstheffing. Verder hangt de afschaffing van het verlaagde BTW-tarief voor culturele goederen en diensten per 1 januari 2026 nog boven de markt. Vorig jaar is die afschaffing immers tot wet verheven, ondanks het politieke akkoord destijds om de wetswijziging niet daadwerkelijk van toepassing te laten worden. Gezien de aangekondigde indiening van het wetsvoorstel om de BTW-verhoging terug te draaien op Prinsjesdag, zal waarschijnlijk de ‘nieuwe’ Tweede Kamer – dus in een andere samenstelling – hierover stemmen. Dit betekent opnieuw rechtsonzekerheid. Ten slotte noem ik ook het nog in te dienen (civielrechtelijke) wetsvoorstel voor de verduidelijking van arbeidsrelaties. Er is een initiatiefwetsvoorstel van verscheidene politieke partijen gepubliceerd onder de naam ‘Zelfstandigenwet’ (zie V-N 2025/27.5). Dan ligt op het eerste oog het controversieel verklaren van het wetsvoorstel voor de hand. Gezien de dan onhaalbare deadline voor de honderden miljoenen euro’s uit het (Europese) Herstel- en Veerkrachtplan die met dit wetsvoorstel samenhangen, valt een politiek compromis echter niet uit te sluiten.
Tot zover lijken de gevolgen nog te overzien. Zoals ik hiervoor al liet doorschemeren, is de inschatting dat de ‘nieuwe’ Tweede Kamer over de fiscale wetsvoorstellen die op Prinsjesdag worden ingediend zal stemmen. Na de val van het kabinet in 2023 stemde de ‘oude’ Tweede Kamer al op 26 oktober 2023 over het Belastingpakket 2024. Dat is zo’n drie weken eerder dan gebruikelijk. Toen vonden echter pas op 22 november de verkiezingen plaats (en trad de nieuwe Tweede Kamer twee weken later aan). Gezien de gebruikelijke luwe periode voor de verkiezingen, is de vraag of er tijd genoeg is om de plannen te kunnen behandelen. Stemming over het Belastingplanpakket door de ‘nieuwe’ Tweede Kamer lijkt nu in elk geval onvermijdelijk.
Ik roep in herinnering dat in 2023 een amendementenstroom op gang kwam bij de stemming over het Belastingplanpakket. Hierdoor werden verschillende behoorlijk ingrijpende belastingmaatregelen voor burgers en bedrijven doorgevoerd, die een jaar later weer zijn teruggedraaid. Bij die gang van zaken was denk ik niemand gebaat. Ondanks dat dit najaar juist de ‘nieuwe’ Tweede Kamer over het Belastingplanpakket zal stemmen, bestaat een reële kans op eenzelfde dynamiek. Voor de stemming over het Belastingplan is namelijk een niet te onderschatten Haagse werkelijkheid dat de (oude) coalitiepartijen zich niet meer gebonden voelen aan de coalitieafspraken, waaronder ook de daarin afgesproken begrotingsregels. Voor een stabiel fiscaal beleid, alsmede voor de uitvoeringspraktijk, is het echter te hopen dat er weloverwogen keuzes – van welke politieke kleur dan ook – voor de lange termijn worden gemaakt.