De Hoge Raad heeft in zijn rechtspraak de vergoeding van immateriële schade (imsv) ontwikkeld, gebaseerd op het rechtszekerheidsbeginsel dat inherent is aan art. 6 EVRM. Sinds het eerste arrest hebben vele belastingplichtigen en hun adviseurs met succes een beroep gedaan op dit leerstuk.

Voor alle duidelijkheid: los van welke theoretische discussie dan ook, ik heb alle begrip dat een belastingplichtige die lang op de beslissing in zijn zaak moet wachten en daardoor aan spanning en frustratie wordt onderworpen, aanspraak kan maken op een financiële compensatie. Maar de huidige rechtspraktijk is aan het verworden en raakt steeds verder af van het primaire punt dat de Hoge Raad, zo meen ik, voor ogen heeft gestaan bij het vergoeden van de ondervonden frustratie. Ik licht dit toe.

Voor veel, zo niet alle, op basis van ’no cure no pay’ (ncnp) werkzame rechtsbijstandsverleners geldt dat naast het ontvangen van de forfaitaire vergoeding van de proceskosten bij een gegrond bezwaar of beroep, het incasseren van de imsv een wezenlijk onderdeel van hun verdienmodel vormt. Kortom, het geld vloeit in de verkeerde zakken. Denk aan de bekende WOZ-bureaus maar ook aan de parkeernaheffingen en de bijstandsverleners in kleine inkomstenbelastingzaken. Belanghebbenden worden derhalve op geen enkel wijze beter van de regeling van de imsv. Hun spanning en frustratie wordt niet gecompenseerd. Dat de rechtsbijstandverleners zelf lijden onder de spanning en frustratie van de lange behandelduur van bezwaar en (hoger) beroep en/of cassatie kan zeer worden betwijfeld. Als je niet tegen de warmte kunt, moet je niet in een keuken gaan werken. Opmerkelijk bij dit alles is dat de belastingadviseurs van de ‘big four’ zelden of nooit een verzoek om ‘namens hun cliënten indienen.

Ik zou de stelling willen poneren dat het de hoogste tijd is voor de wetgever om tot codificatie van het rechtersrecht over te gaan. Het gaat vaak om bagatelzaken, zowel in fiscaal als in financieel opzicht voor belanghebbenden. Een recent voorbeeld is de uitspraak van rechtbank Zeeland-West- Brabant 29 september 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4928. Dat betrof twee rentebeschikkingen van p 2 respectievelijk p 6, welke ongegrond werden verklaard. Wel werd een bedrag aan imsv toegekend van p 1500. Onder omstandigheden neigt procederen dan naar misbruik van procesrecht.

De kern van wettelijk ingrijpen zou in mijn ogen moeten zijn het aftoppen van de imsv tot het bedrag van de minder verschuldigde belasting of rente, met handhaving van een absoluut maximumbedrag van p 500 per zes maanden. De spanning en frustratie bij dit soort bedragen is immers uiterst gering. Het toekennen van imsv is tot een mandarijnenwetenschap verworden en het kost de rechtspraktijk onevenredig veel tijd. Ik herhaal: de echte gedupeerden ontvangen niets. Ingrijpen geeft de wetgever de budgettaire ruimte om te bezuinigen op de toegevoegde rechtsbijstand via de bureaus voor rechtshulp en de sociale advocatuur om te buigen. Met dit alles is een groter maatschappelijk belang gediend.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

32

Gerelateerde artikelen