De bosbouwvrijstelling is een instrumentele maatregel die een inbreuk maakt op het draagkrachtbeginsel als grondslag van de inkomstenbelasting. Oorspronkelijk had de bosbouwvrijstelling een dubbele ratio. Het eerste doel, het voorkomen van moeilijkheden bij de winstbepaling, is achterhaald, onder meer door de ontwikkeling van goed koopmansgebruik. Steekhoudend is nog steeds de tweede doelstelling: stimulering van aanleg en instandhouding van bos.

Het budgettaire belang van de bosbouwvrijstelling bedraagt in 2026 naar schatting € 126 mln. (Kamerstukken II 2025/26, 36800, nr. 2, p. 45); in het verleden werd gedurende lange tijd uitgegaan van een budgettair belang van € 1 mln. per jaar (o.a. Kamerstukken II 2014/15, 34000, nr. 2, p. 26).

Anders dan de wetgever destijds heeft voorzien, blijken inmiddels ook omvangrijke jaarlijkse bedrijfsresultaten uit een bos onder de vrijstelling te vallen. Zo betrof HR 14 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:387, V-N 2025/15.4 de verhuur van een landgoed ten behoeve van een natuurbegraafplaats. De in enig jaar ontvangen huur en grafrechten van ongeveer € 1,3 mln. bleven ingevolge de vrijstelling buiten de heffing. De bosbouwvrijstelling zou eveneens van toepassing zijn geweest ingeval de eigenaar van het landgoed zelf de natuurbegraafplaats had geëxploiteerd. In Hof Den Haag 15 januari 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:49, V-N 2019/15.22.4, behaalde belanghebbende jaarlijks een winst van ongeveer € 1 mln. met de verkoop van snoeisel van venijnbomen ten behoeve van de farmaceutische industrie. Ook deze winst was vrijgesteld op grond van de bosbouwvrijstelling. Toepassing van de bosbouwvrijstelling kan bijvoorbeeld tevens aan de orde zijn op winst die wordt behaald met de verkoop van siertakken van bomen en met de exploitatie van een bos ten behoeve van outdoor-activiteiten of de jacht.

In deze voorbeelden is sprake van uiteenlopende bedrijfsactiviteiten waarvoor het bos is benodigd. Je kunt je afvragen of voor deze situaties de bosbouwvrijstelling een gerechtvaardigde inbreuk op het draagkrachtbeginsel maakt. Ter vergelijking, een fruitteler die een boomgaard aanhoudt om fruit te kweken, kan geen beroep op de bosbouwvrijstelling doen omdat, anders dan in genoemde gevallen, geen sprake is van een ‘bosbedrijf’. Mijns inziens is ten minste een inperking in de omvang van de bosbouwvrijstelling op zijn plaats. Voor stimulering van bosbezit hoeft de winst uit de eigenlijke bedrijfsactiviteit niet onbegrensd te worden vrijgesteld. Gedacht zou ook kunnen worden aan een procentuele vrijstelling. Een alternatief is tevens om de gewone jaarwinst vrij te stellen tot een maximumbedrag per hectare. Er zijn meerdere mogelijkheden om enerzijds recht te doen aan de ratio van de bosbouwvrijstelling en anderzijds meer evenwicht te bereiken ten opzichte van het draagkrachtbeginsel.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Inkomstenbelasting

Dossiers: Agro

Focus: Focus

48

Gerelateerde artikelen