Bij de directe belastingen is het interessant om te zien hoe internationale overeenstemming over nieuwe regelgeving wel of niet tot stand komt. 

Vaak constateren we dat het minder zinvol is om bepaalde regels nationaal tot stand te brengen en dat we moeten willen streven naar internationale consensus. Dat geldt bijvoorbeeld voor sommige antimisbruikregels, maar ook voor het bereiken van een gelijker speelveld tussen landen voor ondernemingen. Utopischer als drijfveer is het streven naar één, bij voorkeur eenvoudig uitvoerbaar, grensoverschrijdend systeem (harmonisatie).

Op nationaal niveau lijkt verandering doorgaans bereikbaar als een meerderheid van stemmen binnen het parlement te vinden is. Op internationaal niveau speelt een iets andere dynamiek. Om te beginnen bestaat de mogelijkheid om bilaterale overeenkomsten, zoals belastingverdragen, overeen te komen en dat netwerk uit te bouwen. Daar lijkt wat minder vaart in te zijn gekomen, wellicht mede omdat afspraken tussen meer dan twee landen in één keer efficiënter lijken dan met één land tegelijk. Dat het multilateraal instrument (MLI) de afgelopen jaren in aanzienlijke mate belastingverdragen heeft aangepast illustreert dit. De recente aanpassingen van het OESO-modelverdrag zijn daarentegen beperkt. Voorts wordt voor andere afspraken gepoogd instemming te bereiken op Inclusive Framework (IF)-niveau. Daar zijn enorm veel landen bij betrokken.

Het is bewonderenswaardig dat in internationaal verband resultaten worden bereikt volgens een variant waarbij eigenlijk elk land (dus niet slechts een meerderheid) met dat resultaat moet kunnen leven. Natuurlijk kan kritisch worden gekeken naar de aspecten waar niet iedereen geheel of gedeeltelijk mee instemt of waar sprake is van niet voor iedereen wenselijke machtsverhoudingen. Per saldo komt men met vallen en opstaan echter een eind. Bijzonder blijft daarbij dat de OESO (of het IF) nooit juridisch bindende regels kan opstellen. Implementatie blijft altijd nationaal nodig. En in dit wereldwijde kader rondom internationale belastingheffing blijft daarnaast interessant om te zien welke rol de Verenigde Naties de komende tijd op zullen pakken.

Tussen wereldwijd en nationaal zit voor ons de Europese Unie. Daar geldt voor veranderingen in belastingregels ook als uitgangspunt dat ieder land met nieuwe regels (richtlijnen) moet instemmen. Dat heeft in de loop van de geschiedenis wezenlijke geharmoniseerde regels over bijvoorbeeld grensoverschrijdende activiteiten, reorganisaties en antimisbruikregels opgeleverd. De voortgang bij recente richtlijnvoorstellen lijkt wat te haperen, met het stopzetten van enkele daarvan. De signalen zijn echter dat in het komende jaar vanuit Brussel initiatieven zullen worden genomen om enige vereenvoudigingsregels rondom bestaande richtlijnen voor te stellen.

Het afgelopen jaar is veel aandacht gegaan naar de dynamiek rondom de Wet Minimumbelasting 2024 (Pijler 2). Dan ging het uiteraard zowel om de inhoud als om de wijze waarop landen gezamenlijk overeenstemming zoeken. De hoop zou mogen bestaan dat, zodra voor dat onderwerp minder aandacht nodig is, er meer ruimte is voor andere internationale overeenstemming op fiscaal gebied. Internationale consensus kan immers zeker leiden tot een basis voor moderne, minder bewerkelijke, minder misbruikgevoelige en evenwichtige belastingheffing. 

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Internationaal belastingrecht

5

Gerelateerde artikelen