Vrienden van mij zijn, na vererving, eigenaar geworden van een woning gelegen in een bij toeristen populaire gemeente. Zij wonen elders. Mijn vrienden betalen voor deze woning allerlei heffingen en lasten en dragen vermogensrendementsheffing af aan 's rijks schatkist. Al met al een forse, jaarlijks terugkerende, financiële aderlating.

Nu gemeenten steeds meer hun ‘eigen broek moeten ophouden' wenden zij al hun creativiteit aan voor het vinden van nieuwe geldstromen. Die heeft de onderhavige gemeente gevonden! In de forensenbelasting. En zo vielen onlangs de aanslagen over twee jaren bij de – nietsvermoedende – eigenaren in de bus. Circa  2500 per jaar, een vast percentage van de WOZ-waarde, zonder bovengrens. Gelegaliseerde roof, volgens de eigenaren. Een luxe probleem, zult u misschien opmerken. Maar hoe redelijk is een dergelijke belasting eigenlijk?
 
De forensenbelasting is in het leven geroepen om gemeenten een instrument te geven om niet-inwoners mee te laten betalen aan de kosten van gemeentelijke voorzieningen. Gemeenten zijn in principe vrij de hoogte ervan te bepalen. De niet-ingezeten eigenaren van een woning kunnen deze belasting ontlopen door verhuur van de woning. Zij mogen deze dan maximaal negentig dagen per jaar ‘voor zichzelf beschikbaar houden'. Maar niet elke eigenaar van een woning is gecharmeerd van de verhuur ervan.
 
Laten we de heffingen voor inwonende en niet-inwonende gebruikers van de voorzieningen van de onderhavige gemeente eens onder de loep nemen. Te beginnen met de eigen bewoners. Zij betalen jaarlijks aan de gemeente onroerendezaakbelasting, afvalstoffenheffing en rioolheffing. Hoeven mijn niet-ingezeten vrienden deze belasting/heffingen dan niet te betalen? Jawel! Naast de forensenbelasting. Maken niet-ingezetenen méégebruik van de voorzieningen om het verschil te rechtvaardigen? Lijkt mij niet waarschijnlijk. En, nog wranger, al hebben eigen bewoners tien woningen die alle zijn gelegen binnen die gemeente, dan nog betalen zij geen cent forensenbelasting.
 
En dan nu de heffingen voor toeristen/recreanten. Voor recreanten met een jaar- of seizoensplaats op een kampeerterrein geldt een forfaitair vastgesteld bedrag aan toeristenbelasting van rond de  215 per jaar. Een heffing met bovengrens dus. En zeer bescheiden in vergelijking met de forensenbelasting. Dat deze recreanten minder gebruik maken van de gemeentelijke voorzieningen dan ingezeten en niet-ingezeten huizenbezitters waag ik te betwijfelen.
 
Gemeenten hebben al vele jaren de wettelijke mogelijkheid om forensenbelasting te heffen. De gemeente in deze casus heeft daar tot voor kort nooit gebruik van gemaakt. Nu ze alsnog tot de invoering van deze belasting heeft besloten, is de gemeente er met de heffing vol ingegaan. De manier waarop, lijkt echter volstrekt willekeurig te zijn. En deze gemeente is daarin niet uniek. Het zou gemeenten die het aangaat, sieren als ze meer oog zouden hebben voor een evenwichtiger verdeling van de lasten. Maar zolang het uit politiek oogpunt aantrekkelijker is de hoogste rekening neer te leggen bij niet-ingezetenen zonder stemrecht, zal dit niet snel gebeuren. Deze niet-ingezetenen verdienen naar mijn mening bescherming tegen te uitbundige belastingheffing door gemeenten, waartegen zij zich nu moeilijk kunnen verweren. Dit lijkt mij een schone taak voor de wetgever, die bijvoorbeeld de kaders voor de forensenbelasting nader vorm zou kunnen geven.

 

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

12

Gerelateerde artikelen