Op donderdag 1 mei verschijnt nummer 7047. In deze aflevering zijn de volgende bijdragen opgenomen:

Mr. C. Bruijsten - Belastingrecht en ethiek: een mogelijk denkkader

Belastingplichtigen worden steeds meer geconfronteerd met een morele toetsing van gebruikte belastingontwijkingsconstructies. Bekende voorbeelden zijn Starbucks, Google en Amazon, die het vuur na aan de schenen is gelegd. De vraag is echter aan welke morele normen dergelijk fiscaal gedreven handelen moet worden getoetst. De auteur geeft geen pasklaar antwoord op die vraag. Maar hij schetst wel een denkkader waarbij iedere fiscalist zelf de morele normen kan formuleren. Dit denkkader wordt opgebouwd aan de hand van de categorische imperatief van Kant en de sluier van onwetendheid van Rawls. Direct door naar het volledige artikel in Kluwer Navigator

Mr. R. van de Berg - Bitcoins, cryptovaluta's en BTW – tijd voor een "peer-to-peer" oplossing?

De bitcoin is een digitaal instrument dat steeds vaker gebruikt wordt als betaalmiddel. De auteur onderzoekt in dit artikel aan de hand van de BTW-richtlijn, de wet en diverse overheidsstandpunten hoe de bitcoin voor de BTW kwalificeert en wat de gevolgen zijn van het genereren, verhandelen en gebruik van bitcoins. Tevens worden de BTW-gevolgen geschetst als wordt vastgehouden aan het huidige standpunt van de Nederlandse overheid en beargumenteert de auteur waarom een uniforme, Europese BTW-toepassing inzake bitcoins gewenst is. Direct door naar het volledige artikel in Kluwer Navigator

Dr. mr. C. Maas en prof. dr. H. Vermeulen - Het karakter van geldverstrekkingen: het at arm's length-beginsel en fiscale kwalificatie in de visie van de Hoge Raad

In 1949 heeft de Hoge Raad de leer van het stamkapitaal afgewezen. Die leer gaat ervan uit dat er geen wanverhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen mag bestaan. De wetgever heeft die afwijzing altijd onderschreven totdat naar aanleiding van het Bosal-arrest de onderkapitalisatiemaatregel van art. 10d Wet VPB 1969 (oud) is ingevoerd. Hieruit kan worden afgeleid dat een specifieke wettelijke bepaling noodzakelijk is om tot herkwalificatie van een kapitalisatie van een onderneming te komen en de leer van het stamkapitaal niet uit het stelsel volgt. In het recent bijgewerkte verrekenprijzenbesluit neemt de Staatssecretaris van Financiën niettemin in navolging van de OESO het standpunt in dat leningen waarvoor geen at arm's length-voorwaarden kunnen worden vastgesteld kunnen worden genegeerd of geherkwalificeerd met een beroep op het in art. 8b Wet VPB 1969 gecodificeerde transfer pricing-gedachtegoed. In deze bijdrage onderzoeken de auteurs of deze stelling door de jurisprudentie van de Hoge Raad wordt gesteund. De auteurs beschrijven de benadering van de OESO en de visie in het nieuwe verrekenprijzenbesluit. Daarna toetsen zij die visie aan de huidige stand van de jurisprudentie over de toepassing van het at arm's length-beginsel in verdragssituaties, de onzakelijke lening en de (on)mogelijkheid om civiel eigen vermogen als fiscaal vreemd vermogen aan te merken. Direct door naar het volledige artikel in Kluwer Navigator

Dr. S.R.A. van Eijck en prof. dr. P. Kavelaars - Tegenspraak

In deze Tegenspraak bespreken de auteurs of de giftenaftrek al dan niet kan verdwijnen. Direct door naar het volledige artikel in Kluwer Navigator: het artikel van Van Eijck en het artikel van Kavelaars

Rubriek Parlementair
Direct door naar het volledige artikel in Kluwer Navigator
 

Binnenkort in het Weekblad

Mr. R. Snoeij en L. Wagenaar LLM - Nu eindelijk duidelijkheid over het fiscale kapitaalbegrip?

Op 7 februari 2014 heeft de Hoge Raad in twee zaken arrest gewezen over de fiscale kwalificatie van een geldverstrekking als kapitaal. Mr. R. Snoeij en L. Wagenaar LLM bespreken deze arresten en gaan in op enkele vragen die de arresten bij hen oproepen.

Mr. R.J.B. Wijs en R. van der Wilt LLM - Invoering Servicedochter in art. 28 Wet VPB 1969; een wettelijke verruiming van de toegestane activiteiten van een vastgoed-FBI

Fiscale beleggingsinstellingen dienen zich te beperken tot het beleggen van vermogen. Met ingang van 1 januari 2014 is het voor een fiscale beleggingsinstelling mogelijk om zogenoemde bijkomstige werkzaamheden te verrichten via een normaal belaste dochtervennootschap. De bijkomstige werkzaamheden dienen een rechtstreeks verband te houden met de vastgoedbelegging. Mr. R.J.B. Wijs en R. van der Wilt LLM geven een overzicht van deze wettelijke verruiming en plaatsen deze in het kader van het beleggingsbegrip. Ook komt de internationale context aan bod. Aanbevolen wordt dat verscheidene gesignaleerde aandachtspunten in een beleidsbesluit worden uitgewerkt.

Aflevering: 7047 (1 mei 2014)

WFR: Weekblad previews

Producten: WFR-signaleringen

1