Prof. mr. dr. R.H.C. Luja - Bent u in een Europese stemming?
Direct door naar het volledige artikel in Kluwer Navigator
Prof. dr. H. van den Hurk - De voorgestelde gewijzigde Moeder-dochterrichtlijn geeft blijk van gebrek aan visie bij de Europese Commissie
De Europese Commissie heeft voorgesteld in de Moeder-Dochterrichtlijn op te nemen dat lidstaten geen vrijstelling meer mogen geven van belastingheffing voor die opbrengsten die in een ander land tot aftrek geleid hebben (hybride leningen). Het verbaast zeer dat de Europese Commissie het momentum niet gebruikt heeft om de richtlijn te vervangen door een verordening die de neutraliteit van introgroupfinancieringen garandeert. Alleen immers in dat geval is niet alleen het probleem van dubbele niet-belastingheffing opgelost maar ook het probleem van dubbele belastingheffing. De nu voorgestelde aanpassingen lossen het probleem van dubbele nonbelasting voor overheden op maar laat het probleem van dubbele belastingheffing voor bedrijven bestaan. Dat moet anders.
Direct door naar het volledige artikel in Kluwer Navigator
Mr. drs. J. Elbers - Voor de bevoegdheden krachtens art. 4:124 Awb gelden niet de verjaringsregels van het BW!
De auteur bespreekt HR 21 februari 2014, V-N 2014/12.19. In dit arrest oordeelt de Hoge Raad dat niet art. 27 (oud) Invorderingswet 1990 beleidsmatig of rechtstreeks op een door de ontvanger tegen een derde ingestelde vordering tot schadevergoeding van toepassing is, maar dat de verjaringsregels van het BW voor de onrechtmatige daadactie gelden. De Hoge Raad beslist in dit arrest echter ook dat het open systeem van art. 4:124 Awb niet meebrengt dat voor de uitoefening van privaatrechtelijke bevoegdheden door de ontvanger andere (verjarings)regels gelden dan uit het privaatrecht voortvloeien. Laatstgenoemde beslissing van de Hoge Raad strookt naar de mening van de auteur niet met de bedoeling van de wetgever van art. 4:104 en 124 Awb.
Direct door naar het volledige artikel in Kluwer Navigator
Mr. R.J.B. Wijs en R. van der Wilt LLM - Invoering Servicedochter in art. 28 Wet VPB 1969
Fiscale beleggingsinstellingen dienen zich te beperken tot het beleggen van vermogen. Met ingang van 1 januari 2014 is het voor een fiscale beleggingsinstelling mogelijk om zogenoemde bijkomstige werkzaamheden te verrichten via een normaal belaste dochtervennootschap. De bijkomstige werkzaamheden dienen een rechtstreeks verband te houden met de vastgoedbelegging. Dit artikel geeft een overzicht van deze wettelijke verruiming en plaatst deze in het kader van het beleggingsbegrip. Ook komt de internationale context aan bod. Aanbevolen wordt dat verscheidene gesignaleerde aandachtspunten in een beleidsbesluit worden uitgewerkt.
Direct door naar het volledige artikel in Kluwer Navigator
Rubriek Parlementair
Direct door naar het volledige artikel in Kluwer Navigator
Binnenkort in het Weekblad
De wetgever en het APV-regime: ‘kurieren am Symptom'
In het vierde jaar na de invoering van het regime voor afgezonderd particulier vermogen (hierna: APV) hebben het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst het APV-regime geëvalueerd. Op 11 september 2013 heeft de Staatssecretaris van Financiën de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal geïnformeerd over de bevindingen en een wetsvoorstel aangekondigd om bepaalde vormen van onbedoeld gebruik van de zogeheten toerekeningsstop tegen te gaan. In deze bijdrage gaan mr. X.G.R. Auerbach en mr. S.H. Hompe in op deze toerekeningsstop, op het evaluatierapport en op de per 1 januari 2014 doorgevoerde wetswijzigingen (als onderdeel van het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2014) die zien op het voorkomen van constructies met de toerekeningsstop bij APV's. Vervolgens bezien wij de APV-wetgeving in het licht van het EU-recht en de goede verdragstrouw en spreken wij mede op die basis onze voorkeur uit voor een verrekeningsstelsel boven de toerekeningsstop. Wij sluiten af met een korte samenvatting.
Hoog tijd voor modernisering liquidatieverliesregeling
Volgens dr. A.W. Hofman leidt de huidige liquidatieverliesregeling tot prikkels die tegengesteld zijn aan wat een economie in een fase van pril herstel nodig heeft. Een doorstart van in zwaar weer verkerende activiteiten, en het verstrekken van extra aandeelhoudersfinanciering om een moeilijke periode door te komen, worden ontmoedigd. Een liquidatie van dochtervennootschap daarentegen leidt tot een fiscale bonus, waarbij bovendien een prikkel bestaat om niet alleen de in zwaar weer verkerende activiteiten te beëindigen, maar ook de eventuele andere activiteiten van de betreffende dochtervennootschap te staken of over te dragen buiten de groep. De auteur pleit voor een aanpassing van de liquidatieverliesregeling, waardoor deze meer bijdraagt aan de crisisbestendigheid van het Nederlandse bedrijfsleven en een pril herstel niet belemmert.