Mevr. prof. dr. S.J.C. Hemels - Periodieke giften: een tweeluik - Deel I: Oorsprong en weerslag in de Wet IB 2001
In dit eerste deel van een tweeluik over de periodieke giftenaftrek wordt de historische achtergrond van deze aftrek en het onderscheid met aftrek van andere giften geanalyseerd. Vervolgens wordt een belangrijk kenmerk besproken, te weten het onzekerheidsvereiste en de wettelijke invulling daarvan door de vijfjaarstermijn en de eis van beëindiging bij overlijden.
Direct door naar het volledige artikel in Kluwer Navigator
Dr. F.M. Werger en mr. A.L. Mertens - De werkkostenregeling; knutselen aan een lelijk eendje maakt nog niet een mooie zwaan
In deze bijdrage gaan de auteurs in op de ronduit tenenkrommende geschiedenis van de werkkostenregeling. Hierbij gaan ze ook in op het recent door Financiën aangekondigde pakket aan lapmiddelen om de regeling voor de praktijk meer acceptabel te maken. Hierbij is volgens de auteurs wederom verzuimd om de opzet van de regeling fundamenteel aan te pakken, waardoor de bakfouten die al vanaf het begin in de regeling zitten niet worden weggenomen. Ze geven een aantal suggesties voor een eenduidig en samenhangend loonbegrip dat wel aansluit op de maatschappelijke opvattingen en de doelstellingen die met de aankondiging van de werkkostenregeling zijn geformuleerd.
Direct door naar het volledige artikel in Kluwer Navigator
Mr. A.J. Luimes - Actuele ontwikkelingen rond het leerstuk van de redelijkerwijs kenbare fout
Dit artikel geeft een uitgebreide beschouwing over het op 1 januari 2010 ingevoerde art. 16 lid 2 onderdeel c AWR dat navordering zonder "nieuw feit" mogelijk maakt wanneer ten gevolge van een fout te weinig belasting is geheven en dit voor de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar is. Er wordt uitgebreid stilgestaan bij de recente jurisprudentie die over dit wetsartikel is gewezen en bij de gevolgen die de Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst voor dit wetsartikel heeft.
Direct door naar het volledige artikel in Kluwer Navigator
Rubriek Parlementair
Direct door naar het volledige artikel in Kluwer Navigator
Binnenkort in het Weekblad
Fraude en het recht van de Unie: een kwestie van reddeloos, redeloos en vooral rechteloos?
In een recente uitspraak van het Gerechtshof in Den Haag oordeelde het dat "in een situatie waaruit genoegzaam blijkt dat belanghebbende zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige omzetbelastingfraude, geen plaats is voor een beroep op het unierechtelijk verdedigingsbeginsel". In deze bijdrage gaat mr. G.J. van Slooten in op de verstrekkende implicaties die een onverkorte toepassing van deze uitspraak heeft. Auteur komt hierbij tot de slotsom dat bij de vaste rechtspraak van het HvJ, dat in geval van fraude, geen beroep kan worden gedaan op het unierecht, een onderscheid moet worden gemaakt tussen materiële beginselen van unierecht enerzijds en dergelijke beginselen met een formeel karakter anderzijds. Eerstgenoemde beginselen moeten in voorkomend geval buiten toepassing worden gelaten, terwijl dat niet het geval is bij laatstgenoemde beginselen. Die beginselen, waaronder ook het verdedigingsbeginsel, zijn wel degelijk van toepassing in geval van fraude. Deze slotsom had voor de procedure voor het Gerechtshof in Den Haag echter niet tot een andere uitkomst behoeven te leiden. Het unierecht biedt namelijk aanknopingspunten om in het belang van de opsporing en de bestrijding van fraude eventuele gebreken in de toepassing van het verdedigingsbeginsel voor gedekt te verklaren.
Is de vrijstelling van rente op een hybride lening een onrechtmatige steunmaatregel?
In dit artikel beantwoordt mr. dr. J. Vleggeert de vraag of de vrijstelling van rente op een hybride lening een steunmaatregel is. Hij komt tot de conclusie dat de regeling prima facie selectief is aangezien de vrijstelling bepaalde ondernemingen begunstigt ten opzichte van andere ondernemingen die zich in een feitelijk en juridisch vergelijkbare situatie bevinden. De regeling kan worden gerechtvaardigd door de doelstelling om dubbele belasting over de rente te voorkomen. De vrijstelling gaat echter verder dan nodig wanneer de rente op de lening bij een buitenlandse debiteur in aftrek is gekomen. In dat geval kan immers geen sprake zijn van dubbele belastingheffing over de rente. De vrijstelling van rente op een hybride lening is daarom een steunmaatregel.