Prof. dr. L.G.M. Stevens - De keerzijde: zelfstandigen zonder perspectief
Direct door naar het volledige artikel in Kluwer Navigator
V.L. Meijerman MSc en R.C. de Smit MSc - Art. 10b Wet VPB 1969: renteaftrekbeperking met onverwachte gevolgen
In deze bijdrage gaan de auteurs in op de werking van art. 10b Wet VPB 1969 in combinatie met diverse andere wettelijke bepalingen alsmede recente jurisprudentie van de Hoge Raad. Zij maken inzichtelijk welke opvallende en (wellicht) onvoorziene effecten zich in dergelijke samenloopsituaties kunnen manifesteren. Aan de orde komen de samenloop met de onzakelijkelening-arresten, BNB 2012/229, de ruilarresten en het fiscale eenheidsregime.
Direct door naar het volledige artikel in Kluwer Navigator
Mr. R.H.M. Roumen - Geologische, geografische, functionele en objectieve afbakening van de fiscale jurisdictie bij werkzaamheden buitengaats
De auteur gaat in op belastingheffing van werkzaamheden buitengaats; in het bijzonder in verband met offshore windmolenparken. Er wordt zowel op nationaalrechtelijk niveau als Nederlands verdragrechtelijk niveau ingegaan op de geografische afbakening van Nederland (en de andere verdragssluitende staat) en op het heffingsobject respectievelijk de toezijwingsbepalingen met betrekking tot werkzaamheden buitengaats. Nederland heeft naar zijn mening in de Wet VPB geen heffingsrecht opgenomen voor werkzaamheden door buitenlands belastingplichtingen in verband met windmolenparken in de exclusieve economische zone van Nederland. De meeste Nederlandse belastingverdragen voorzien daarnaast in gebiedsomschrijvingen die functioneel (werkzaamheden met betrekking tot olie en gas) en/of geologisch (de zeebodem en de ondergrond daarvan) is beperkt, zodat werkzaamheden in verband met offshore windmolenparken buiten deze gebiedsomschrijving vallen. Hierdoor heeft de woonstaat het exclusieve heffingsrecht, ongeacht de duur van het project. Voor zover de werkzaamheden niet buiten de gebiedsomschrijving vallen, is de reikwijdte van de buitengaatsbepaling in vrijwel alle gevallen beperkt tot werkzaamheden in verband met de winning van olie en gas met als gevolg dat het bronland doorgaans pas tot heffing kan overgaan nadat de termijn voor de uitvoering-van-werken vaste inrichting is verstreken. Dit is overigens in overeenstemming met het Nederlands verdragsbeleid.
Direct door naar het volledige artikel in Kluwer Navigator
Mr. T.H.A. Noë en mevr. mr. E.M. van Zalinge - Verslag 39e Fiscale Conferentie – Fiscaal boeterecht
Verslag 39e Fiscale Conferentie Fiscaal boeterecht, gehouden op 25 en 26 november 2014 te Slot Zeist te Zeist.
Direct door naar het volledige artikel in Kluwer Navigator
Rubriek Parlementair
Direct door naar het volledige artikel in Kluwer Navigator
Binnenkort in het Weekblad
De rechtsbetrekking in de btw
De rechtsbetrekking vormt de hoeksteen van de btw. De rechtsbetrekking bepaalt de wijze waarop de btw over leveringen van goederen en diensten wordt geheven. In de btw worden de feiten echter ook vastgesteld op basis van het beginsel van de economische realiteit. Bij misbruik van recht worden de onder de rechtsbetrekking beoogde gevolgen zelfs onthouden. In dit artikel worden de relevante aspecten van de rechtsbetrekking en haar gevolgen besproken door E. Sparidis MSc.
De wettelijke grondslag van de onzakelijke lening
In de literatuur wordt aan de vraag hoe het leerstuk van de onzakelijke lening binnen het wettelijke systeem past, niet of nauwelijks aandacht besteed. In dit artikel onderzoekt dr. J.H.M. Arts wat de wettelijke basis van de arresten van de Hoge Raad van 25 november 2011 is en hoe die arresten passen binnen het wettelijke systeem van de vennootschapsbelasting en de inkomstenbelasting. De auteur behandelt de vragen voor beide belastingen afzonderlijk omdat de beantwoording ervan voor de vennootschapsbelasting anders is dan voor de inkomstenbelasting. De auteur gaat ook in op het arrest HR 17 oktober 2014, BNB 2015/13, waarin de Hoge Raad beslist heeft wanneer een borgstelling door een aandeelhouder onzakelijk is. Ook bij dit arrest rijst de vraag hoe het binnen het wettelijke systeem te plaatsen is. De auteur concludeert dat de Hoge Raad in de arresten van 25 november 2011 geen deugdelijke motivering gegeven heeft waarom het verlies op een onzakelijke lening omlaag voor de vennootschapsbelasting niet aftrekbaar is. Dat wordt niet opgelost door het arrest HR 15 maart 2013, BNB 2013/149, omdat de Hoge Raad daarin een hybride figuur gecreëerd heeft waarvoor de wet geen ruimte biedt. Door het arrest HR 15 maart 2013, BNB 2013/149, is aan het arrest HR 25 november 2011, BNB 2012/78, de basis ontvallen. De auteur concludeert dat er voor de inkomstenbelasting geen wettelijke belemmeringen zijn voor de aftrek van het verlies op een onzakelijke lening ten laste van het resultaat uit overige werkzaamheden. Hetzelfde geldt voor een onzakelijke borgstelling.