Prof. mr. R.J. de Vries - Fiscalisten, hun "speeltjes" en mijn stellige verwachting dat het einde van de fiscale eenheid VPB nog lang niet in zicht is
In zijn column (WFR 2015/1136) komt Heithuis tot de conclusie dat de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting beter kan worden afgeschaft. De auteur bespreekt kort de door Heithuis aangevoerde "argumenten" en beargumenteert dat op die "argumenten" nogal wat valt af te dingen, onder meer omdat meerdere relevante aspecten in de column geheel buiten beschouwing zijn gebleven. Afgesloten wordt met de constatering dat de beleidsmakers in politiek Den Haag het (praktische) nut van de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting scherp op het netvlies hebben staan en dat het einde van de fiscale-eenheidsregeling gelukkig nog lang niet in zicht is.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Prof. dr. mr. E.J.W. Heithuis - Het einde van de fiscale eenheid VPB in zicht!
Reactie op het in WFR 2015/1310 opgenomen artikel van R.J. de Vries. De auteur maakt van de gelegenheid gebruik om de in zijn column in WFR 2015/1136 genoemde argumenten om de fiscale eenheid af te schaffen en een groepsverliesoverdrachtsregeling in te voeren, nader uit te werken.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Mr. A.M.A. de Beer - Consolidatie in de bedrijfsopvolgingsregelingen
Teneinde de verkrijging van een direct en indirect belang in een "actieve" vennootschap zo gelijk mogelijk te behandelen, kent de bedrijfsopvolgingsregeling voor aanmerkelijkbelangaandelen in de inkomstenbelasting en de schenk- en erfbelasting een "consolidatieregeling". In deze bijdrage staat deze "consolidatieregeling" centraal. In deze bijdrage onderzoekt de auteur of in geval van houdsterstructuren de onderneming en het ondernemingsvermogen op eenzelfde wijze wordt afgebakend als bij een direct belang van de erflater of schenker in de actieve vennootschap.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Mevr. mr. P. de Haas - Vermoeden van art. 36 lid 4 Invorderingswet 1990 in strijd met (Europese) evenredigheid
In dit artikel licht de auteur toe waarom de Europese rechtsbeginselen van toepassing zijn in het kader van een aansprakelijkstelling als bestuurder ex art. 36 Invorderingswet 1990, hetgeen op 14 augustus 2015 ook expliciet is bevestigd door de Hoge Raad. Daarnaast stelt en beantwoordt zij de vraag of het vierde lid van art. 36 met de dubbele tegenbewijsregeling wel voldoet aan het evenredigheidsbeginsel. Zij verzoekt de Hoge Raad om te gaan van het arrest van 21 januari 2011 dan wel prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU te stellen. Anderzijds roept zij de wetgever op de eerste hobbel weg te nemen door de tegenbewijsregeling te herformuleren. Het is toch moeilijk zat om in één negatieve tegenbewijsregeling van het kennelijk onbehoorlijk bestuur te slagen?
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Rubriek Parlementair
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Promovendus aan het woord
Op donderdag 19 november 2015 zal Esther Huiskers-Stoop promoveren aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op het proefschrift `De effectiviteit van horizontaal belastingtoezicht. Een fiscaal-juridische en empirische analyse'
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Binnenkort in het Weekblad
De vereiste aangifte
In dit artikel gaat mr. A.J. Luimes in op het begrip ‘de vereiste aangifte' zoals weergegeven in de art. 25 lid 3 en art. 27e AWR. Het artikel gaat uitgebreid in op vragen als wanneer er nu sprake is van een vereiste aangifte, welke gevolgen het niet doen van de vereist aangifte voor een belastingplichtige heeft en beschrijft de ontwikkelingen die er de laatste jaren in de literatuur en jurisprudentie zijn geweest. Verder wordt er ingegaan op een aantal vragen die omtrent het leerstuk van de vereiste aangifte nog niet in de jurisprudentie beantwoord zijn.
Indirecte belastingen en vest-zak/broekzaktransacties: mijn vestzak, maar jouw broekzak?
In het recente arrest Skandia America herhaalde het HvJ dat er twee soorten "filialen" bestaan. Enerzijds zijn dit de "niet-zelfstandige filialen" en anderzijds de "zelfstandige bijkantoren". Deze laatste categorie kan volgens het HvJ zelfstandig economische activiteiten verrichten en als zodanig goederen geleverd krijgen, ook wanneer die goederen door het hoofdhuis worden geleverd. Dit doet de vraag rijzen of die levering kan dienen als (basis voor de) maatstaf van heffing voor de heffing van btw bij invoer als bedoeld in art. 2 lid 1 onderdeel d BTW-richtlijn, indien dat bijkantoor is gevestigd in de EU, maar het hoofdhuis daarbuiten. In deze bijdrage komt mr. G.J. van Slooten tot de conclusie dat de geldende bepalingen op het gebied van de douane-waarde zich daar niet tegen verzetten.