Op donderdag 1 december verschijnt nummer 7170.In deze aflevering zijn de volgende bijdragen opgenomen:

Prof. dr. H.T.P.M. van den Hurk en mr. S.J.P. Ubachs - De EBITDA-regel binnen OESO- en EU-verband, een verstandige keus? (deel II)

In hun vorige bijdrage hebben de auteurs de vormgeving EBITDA-regel binnen OESO- en EU-verband besproken. In dit tweede deel gaan zij in op de discussies die in landen als Canada en Duitsland plaatsvinden over de vraag of de EBITDA-regel past in het systeem dan wel in het Duitse geval of de regeling wellicht strijdig is met de Grondwet. Auteurs achten de redenering van de OESO dat een thincapitalisationregeling minder zuiver zou zijn dan een EBITDA-regeling niet valide aangezien die nauwelijks gemotiveerd is. Hier lijkt een politieke keuze te zijn gemaakt. De auteurs pleiten voor een rehabilitatie van de thincapregel als enige redelijke alternatief voor een algemene renteaftrekbeperking.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

P. van Horsen LL.M - De pseudo-eindheffing over excessieve vertrekvergoedingen in internationaal- en Europeesrechtelijk perspectief

In deze bijdrage wordt de pseudo-eindheffing over excessieve vertrekvergoedingen vanuit internationaal- en Europeesrechtelijk perspectief beoordeeld. Daarbij wordt onder andere ingegaan op de vaststelling van de vertrekvergoeding en de belastingvrije som (het toetsloon) bij grensoverschrijdende werkzaamheden. De auteur concludeert dat niet-ingezetenen van Nederland ten aanzien van de vaststelling van de belastingvrije som nadeliger worden behandeld dan ingezetenen en acht dit in strijd met EU-recht. Tevens wordt de regeling op een aantal algemene punten van commentaar voorzien.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Mr. G.J. van Slooten - Rechtsbescherming en de omschrijving van goederen in de douaneaangifte: alles of niets?

Bij het doen van een aangifte ten invoer dienen gegevens betreffende de ingevoerde goederen te worden vermeld, zoals de goederencode waarmee de goederen in het Gemeenschappelijke Douanetarief (GDT) worden ingedeeld en een omschrijving van de goederen. Deze omschrijving is niet alleen van belang voor controledoeleinden, maar vooral ook voor de vraag of in geval van een zogenaamde ‘ambtelijke vergissing' van navordering van douanerechten moet worden afgezien. Afhankelijk van de gebruikte omschrijving kan namelijk gezegd moeten worden dat niet "aan alle voorschriften van de geldende bepalingen inzake de douaneaangifte is voldaan". In dat geval kan navordering niet achterwege blijven. In zijn arrest van 12 augustus 2016 (nr. 14/03191, ECLI:NL:HR:2016:1898) heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over criteria waar een dergelijke omschrijving aan dient te voldoen. Hoewel het criterium dat aan alle voorschriften van de geldende bepalingen inzake de douaneaangifte moet zijn voldaan onder de vigeur van het Douanewetboek van de Unie (DWU) niet langer in de wetgeving is opgenomen, is er reden om te veronderstellen dat dit criterium ook bij het thans geldende Douanewetboek zijn relevantie heeft behouden. In deze bijdrage zal de auteur nader op een en ander ingaan.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

In Memoriam Chris Geppaart
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Rubriek Parlementair
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Binnenkort in het Weekblad

Nieuwe jurisprudentie en keuzeherziening; de mythe van een strenge leer

In HR 12 augustus 2016, ECLI:NL:HR:2016:1899, heeft de Hoge Raad bepaald dat het huurrecht van een woning tot het ondernemingsvermogen kan behoren. In reactie op het arrest heeft de staatssecretaris inmiddels reparatiewetgeving aangekondigd. Naar aanleiding van het arrest is de principiële vraag gerezen of bij nieuwe jurisprudentie herziening van etikettering moet worden toegestaan. In deze bijdrage verdedigt mr. H.B. van der Werf dat keuzeherziening mogelijk moet zijn bij nieuwe jurisprudentie, zolang er geen sprake is van willekeurige verschuivingen tussen ondernemingsvermogen en privévermogen, dus ook in situaties van onzekere wetsinterpretatie.

Brexit = Tax it. De directe fiscale pijn van Brexit

De koers van het Britse pond daalt hard, de onzekerheid neemt toe en het proces tot uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie zal in het eerste kwartaal 2017 worden ingezet. Voor veel internationaal opererende bedrijven heeft de nakende Brexit waarschijnlijk grote impact. Maar ook fiscaal gaat de ontvlechting van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie veel gevolgen hebben. In deze bijdrage geven drs. J.W. Thoen MBA en dr. mr. M. van Dun een overzicht van de gevolgen die de Brexit zal hebben op het gebied van de directe belastingen. Uiteraard zijn de definitieve gevolgen pas zichtbaar als de Brexit een feit is (waarschijnlijk niet voor 2019), maar desalniettemin is er op basis van de huidige status al een goed inzicht te geven in de fiscale gevolgen en complexiteit van de Brexit.
 

Aflevering: 7170 (1 december 2016)

WFR: Weekblad previews

Producten: WFR-signaleringen

3