Op donderdag 31 mei verschijnt nummer 7241. In deze aflevering zijn de volgende bijdragen opgenomen:

Th.J.M. van Schendel - De evaluatie van de werkkostenregeling beoordeeld

De Staatssecretaris van Financiën heeft op 23 maart 2018 het door een extern bureau opgestelde rapport Evaluatie werking Werkkostenregeling aan de Tweede Kamer aangeboden. De auteur bespreekt dit rapport en de kabinetsreactie. In het rapport staat de voor praktijkkenners niet onverwachte conclusie dat in de beleving van de geïnterviewde personen de werkkostenregeling het tegenovergestelde bewerkstelligt van wat de wetgever ermee heeft beoogd: geen administratieve lastenverlichting maar lastenverzwaring.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Mr. E. Thomas - Fiscaal anoniem getuigenbewijs: (On)mogelijk?

Op 24 november 2017 heeft de Hoge Raad geoordeeld over de (on)mogelijkheid van anoniem mondeling (getuigen)bewijs in belastingzaken. De auteur vergelijkt deze uitspraak met bestuursrechtelijke, civielrechtelijke en strafrechtelijke jurisprudentie.
De auteur spreekt de wens uit dat de Hoge Raad tot één uniforme jurisprudentie zal komen voor schriftelijk en anoniem getuigenbewijs.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Mr. P.L.J.A. van Rosmalen - Het Duitse Sondervermögen door Nederlandse ogen bekeken

Op 12 oktober 2017 heeft Hof ‘s-Hertogenbosch zich uitgelaten over de fiscale classificatie van de Duitse rechtsvorm “Sondervermögen”. Daarnaast is met ingang van 2018 de fiscale behandeling van fondsentiteiten in Duitsland gewijzigd.
Tegen deze achtergrond bespreekt de auteur in deze bijdrage de fiscale classificatie van de Duitse rechtsvorm “Sondervermögen” vanuit Nederlands perspectief. Daarbij gaat de auteur ook in op de positie van het Sondervermögen in het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Dr. R.H.M.J. Offermanns - Verslag van het symposium: ‘Mandatory Disclosure’

Verslag van het symposium: ‘Mandatory Disclosure’ gehouden op 8 februari 2018, in Sociëteit De Witte te Den Haag.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Rubriek Parlementair
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Binnenkort in het Weekblad

Het spel tussen de belastingplichtige en de drie machten om artikel 10a Vpb: wie heeft zijn krediet nog niet verspeeld? De Credit-Suissezaak

Op 21 april 2017 heeft de Hoge Raad met zijn uitspraak in de Credit-Suissezaak zijn derde richtingbepalende arrest over art. 10a van de Wet Vpb. 1969 gewezen in ruim drie jaar tijd. De betekenis van dit arrest is sindsdien deels beperkt door wetgevend ingrijpen. Ondanks alle recente aandacht rondom de interpretatie van essentiële begrippen binnen de genoemde bepaling, resteren voor de praktijk nog voldoende fundamentele vraagpunten om van toekomstige geschillen verzekerd te zijn. Daarmee is het Credit-Suissearrest dus niet als het sluitstuk van een trilogie te beschouwen, maar eerder als middendeel in een nog onvoltooide cyclus. In deze beschouwing gaan prof. dr. R.P.C.W.M. Brandsma en J.I. van Leeuwen LL.M. in op de betekenis van het Credit-Suissearrest binnen de bredere context van de recente ontwikkelingen omtrent de winstdrainagebepaling.

De Nederlandse bepalingen tegen dividendstripping in het BEPS-tijdperk

Naar aanleiding van jurisprudentie van de Hoge Raad werden in 2002 bepalingen tegen dividendstripping geïntroduceerd. Deze bepalingen pogen dividendstripping tegen te gaan door middel van het uitsluiten van personen als uiteindelijk gerechtigde op basis van een aantal geobjectiveerde factoren. De bepalingen kunnen ook van toepassing zijn op grensoverschrijdende dividenduitkeringen. Mr. M.J. Velthoven bespreekt de belangrijkste elementen van de bepalingen en wijst hierbij op het statische karakter van de bepalingen. Dit statische karakter is volgens de auteur het gevolg van het middels objectieve criteria proberen te voorkomen van subjectief misbruik. Ook roept de auteur op tot een heroverweging van de grensoverschrijdende werking van de bepalingen gezien de huidige ontwikkelingen. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene antimisbruikbepaling die in belastingverdragen zal worden opgenomen middels het Multilateraal Instrument.

Producten: WFR-signaleringen

2