Op donderdag 30 juni verschijnt nummer 7437. In deze aflevering zijn de volgende bijdragen opgenomen:
- Prof. dr. H.T.P.M. van den Hurk - Over de schoonheid van DEBRA!
- Prof. mr. dr. A.C.P. Bobeldijk en mr. D.L. Heijtel - Antifragmentatiebepalingen in de Wet VPB 1969 gewenst?
Recent is er veel commotie geweest in de media en de politiek over het feit dat bedrijven zich zouden opsplitsen om meermaals te profiteren van het opstaptarief en de franchise in de earningsstrippingmaatregel. De auteurs onderzoeken in dit artikel of een antifragmentatiemaatregel noodzakelijk is om het opsplitsen tegen te gaan. - R. van Hell - Duidelijke invulling van de norm ‘in wezen nieuwbouw’
Onduidelijkheid over het btw-vervaardigingsbegrip ‘in wezen nieuwbouw’ is misschien meer veroorzaakt door fiscale doelredeneringen en nieuwbouwwerkzaamheden die als restauratie worden geduid. Uit jurisprudentie betreffende de omzetbelasting en de inkomstenbelasting blijkt dat het moet gaan om wijzigingen in de bouwkundige constructie en de bouwkundige identiteit/uiterlijke herkenbaarheid. - Mr. D. van der Vliet en mr. F.M. van Klaveren - De definitieve EU-richtlijn inzake publieke Country-by-Country reporting nader beschouwd
In deze bijdrage gaan de auteurs gedetailleerd in op de publieke EU-richtlijn inzake Country-by-Country reporting. Zij staan stil bij de vraag wanneer een rapportageplicht onder de Richtlijn ontstaat en bespreken veelvoorkomende interpretatievraagstukken. Waar onduidelijkheid blijft bestaan, doen zij suggesties om deze (al dan niet in het nationale implementatieproces) weg te nemen. - Rubriek Parlementair
Binnenkort in het Weekblad
ATAD3, over het kanon en de mug. Deel 1
In dit artikel beschrijven E.J. Spoelder LLM en mr. J. Loo de werking van de concept ATAD3 richtlijn zoals de Europese Commissie (‘EC’) deze eind december 2021 ter consultatie publiceerde. Met de richtlijn heeft de EC tot doel om misbruik door in de EU gevestigde brievenbusvennootschappen (shell-entiteiten) aan te pakken, met als middel uitsluiting van de fiscale voordelen van belastingverdragen alsmede de (lokale implementatiewetgeving van de) Moeder-dochterrichtlijn (‘MDR’) en Interest- en Royaltyrichtlijn (‘IRR’).
Kan de tegenbewijsregeling van art. 10a lid 3 Wet Vpb 1969 de toepassing van fraus legis in de sfeer van renteaftrek blokkeren?
In deze bijdrage beantwoorden prof. mr. R.J. de Vries en mr. T. Chrispijn de vraag of fraus legis/de meerwegenleer in de renteaftreksfeer kan worden toegepast ingeval een belastingplichtige zich succesvol kan beroepen op de tegenbewijsregeling van art. 10a lid 3 Wet Vpb 1969. Ter beantwoording van deze vraag zetten de auteurs eerst het kader van fraus legis (meer specifiek: de meerwegenleer) en de prudente toepassing hiervan door de Hoge Raad uiteen, alvorens in te gaan op de ruimte die de wetgever en de Hoge Raad overlaten voor de toepassing van fraus legis casu quo de meerwegenleer in relatie tot de Wet Vpb 1969 in zijn algemeenheid naast art. 10a lid 3 Wet Vpb 1969. In dat kader wordt eveneens de recente aanpassing van het 10a-beleidsbesluit besproken. Na hun analyse komen de auteurs tot de conclusie dat als een belastingplichtige zich met succes kan beroepen op de tegenbewijsregeling van art. 10a lid 3 Wet Vpb 1969, voor de bestuursrechter geen ruimte bestaat voor de toepassing van fraus legis/de meerwegenleer in relatie tot de Wet Vpb 1969 in zijn algemeenheid.
Producten: WFR-signaleringen