Op donderdag 7 juli verschijnt nummer 7438. In deze aflevering zijn de volgende bijdragen opgenomen:
- Prof. mr. G.J.M.E. de Bont - Het omzeilingsverbod
- Mr. dr. M. Albers en prof. mr. drs. C.M. Grundmann-van de Krol - Overdrachtsbelasting bij de verkrijging van rechten van deelneming in abi- en icbe-fondsen
In dit artikel worden enkele, voor de heffing van overdrachtsbelasting, relevante aspecten uit zowel de Wet op belastingen van rechtsverkeer als de Wet op het financieel toezicht behandeld. De relatie van de WBR en de Wft betreft de verwijzing in de WBR naar twee Wft-begrippen – beleggingsfonds en fonds voor collectieve belegging in effecten – waarvan de uitleg voor de fiscale praktijk van belang is. - Evert-Jan Spoelder LLM en Mr. Johan Loo - ATAD3, over het kanon en de mug – Deel 1
Dit artikel beschrijft de werking van de concept-ATAD3-richtlijn zoals de Europese Commissie (‘EC’) deze eind december 2021 ter consultatie publiceerde. Met de richtlijn heeft de EC tot doel om misbruik door in de EU gevestigde brievenbusvennootschappen (shell-entiteiten) aan te pakken, met als middel uitsluiting van de fiscale voordelen van belastingverdragen alsmede de (lokale implementatiewetgeving van de) Moeder-dochterrichtlijn (‘MDR’) en Interest- en Royaltyrichtlijn (‘IRR’). Het concept ontving inmiddels stevige kritiek en lijkt nog op wezenlijke punten te worden gewijzigd, met vermoedelijk ook een verlate inwerkingtreding. Niettemin is de verwachting dat de systematiek van de richtlijn overeind blijft, waar dit artikel zich dan ook op richt. Na publicatie van de definitieve richtlijn en Nederlandse implementatiewetgeving zullen auteurs in een volgend deel stilstaan bij de concrete betekenis voor de (internationale) adviespraktijk. - Mr. R.H.M. Roumen, mr. S.R. Pancham en mr. H.H. Drijer - ATAD3: praktische en principiële overwegingen voor internationale houdstermaatschappijen
Op 21 december 2021 is het ATAD3-richtijnvoorstel verschenen. Het richtlijnvoorstel onthoudt fiscale voordelen aan ondernemingen die niet over de in het voorstel opgenomen minimale substance beschikken. Het richtlijnvoorstel leidt voor veel concerns tot administratieve lasten zonder dat dit resulteert in reële economische wijzigingen of meer substance in een onderneming. Dit is het geval voor concerns die op lidstaatniveau beschikken over voldoende substance maar niet op het niveau van iedere individuele groepsvennootschap in die lidstaat. De auteurs betogen dat dit disproportioneel is. Meer principieel betogen de auteurs dat de separate entity approach die ten grondslag ligt aan deze problematiek en aan het richtlijnvoorstel en waarbij ATAD3 op het entiteitsniveau wordt getoetst, onjuist is. Een beter aanknopingspunt is om de vereiste substance te toetsen op lidstaatniveau waarbij een functioneel verband vereist is tussen de substance en doorstroomactiviteiten. - Rubriek Parlementair
Binnenkort in het Weekblad
Het bepalen van een zakelijke rente op groepsleningen vanuit een Duitse invalshoek
Het Duitse Bundesfinanzhof, de hoogste Duitse belastingrechter, heeft in twee arresten beslist over de bepaling van een zakelijke rente op interne leningen. In de uitspraken benadrukt het rechtscollege de rol van de comparable uncontrolled price methode (‘CUP’) als belangrijke verrekenprijsmethode. Ook meent het hof dat groepsondersteuning (implicit support) niet te snel mag worden aangenomen. Dr. S-E Bärsch en mr. R.P.F.M. Hafkenscheid behandelen de uitspraken uitgebreid, geven duiding aan verschillende onderdelen, en gaan in op het belang van deze Duitse jurisprudentie voor de interpretatie en toepassing van het arm’s length-beginsel in de Nederlandse context.
Twee maal drie is vier … Wiede wiede wie wil van mij leren
Mr. J.J.M. Janssen en mr. D.J. Bolwerk zetten uiteen waarom in de welbekende cost-plus casus er sprake is van dubbel in aanmerking genomen inkomen. Dit doen zij aan de hand van de casusposities uit de wetgeschiedenis en literatuur. De auteurs sluiten af met enkele rekenvoorbeelden om hun standpunt duidelijk te maken.
Producten: WFR-signaleringen