Op donderdag 24 november 2022 verschijnt nummer 7455. In deze aflevering zijn de volgende bijdragen opgenomen:

  • Dr. C.A.T. Peters - Belasting-techno-populisme
  • Dr. B. Dieleman en dr. E.A.P. Schouten CPC Onzekerheid btw-vrijstelling pensioenfondsen duurt voort
    De afgelopen jaren is er veel te doen geweest over de vrijstelling van btw voor vermogensbeheer door pensioenfondsen. Concreet gaat het om facturen voor vermogensbeheerdiensten die door vermogensbeheerders aan pensioenfondsen worden verstrekt. Tot voor kort was de geldende jurisprudentie op dit punt redelijk duidelijk: alleen pensioenfondsen die een beschikbare premieregeling uitvoeren komen voor die vrijstelling in aanmerking. Onlangs heeft Rechtbank Gelderland prejudiciële vragen gesteld over dit onderwerp. Hierdoor is de tot voor kort bestaande duidelijkheid verdwenen. Daarnaast wordt het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen (Wtp) momenteel door het parlement behandeld. De Wtp zal grote invloed hebben op de vrijstelling van btw voor vermogensbeheer. In dit artikel analyseren de auteurs de vrijstelling van btw voor vermogensbeheer door pensioenfondsen. Zij behandelen de geldende wetgeving en de relevante jurisprudentie. Verder analyseren zij de prejudiciële vragen en bespreken de gevolgen van de Wtp.
  • Mr. R.P.F.M. Hafkenscheid - Leningen en garanties onder het Verrekenprijsbesluit 2022
    In dit artikel over het Verrekenprijsbesluit 2022, het tweede in een serie van drie, gaat de auteur in op de standpunten over interne financiering en groepsgaranties. Behandeld wordt de vraag of een onzakelijke lening in extreme omstan­digheden als kapitaal kan worden gekwalificeerd en de vraag of de aftrek van rente op een lening verstrekt door een functie­loze uitlener aan een Nederlandse inlener geweigerd kan worden als geen corresponderende heffing bij de uitlener plaatsvindt. De auteur beschrijft verder hoe een zakelijke schuldverhouding kan worden bepaald en wat de gevolgen zijn van een eventueel bovenmatige schuldverhouding. Voorts gaat de auteur in op de vraag in hoeverre impliciete steun meegenomen moet worden bij bepaling van een zakelijke rente. Ten slotte beschrijft dit artikel hoe naar de mening van de auteur de zakelijke vergoeding voor de groepsgarantie voor extern opgenomen leningen bepaald moet worden.
  • W. Boei LL.M - De fiscalist in de toekomst – samen of toch alleen?
    Verslag van de debatmiddag van de Vereniging voor Belastingwetenschap over de fiscalist in de toekomst, ­gehouden op 22 september 2022 in de grote zittingszaal van de Hoge Raad der Nederlanden te Den Haag.
  • Rubriek Parlementair

Binnenkort in het Weekblad

Secundaire transacties en de Wet tegengaan mismatches bij toepassing ­zakelijkheidsbeginsel

Onder bepaalde omstandigheden zorgt de Wet tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel ervoor dat een secundaire transactie in de vorm van een informele kapitaalstorting of verkapte winstuitkering buiten beschouwing blijft. In deze bijdrage worden deze omstandigheden en de impact daarvan nader door J. Versluis geanalyseerd. Daarnaast wordt onderzocht wat de impact van de Wet is op de toepassing van de deelnemingsvrijstelling en op indirecte secundaire transacties. Tot slot wordt geanalyseerd onder welke omstandigheden de Wet verder lijkt te gaan dan het buiten beschouwing blijven van een secundaire transactie.

Dienstverleningslichamen onder het Verrekenprijsbesluit 2022

In dit artikel over het Verrekenprijsbesluit 2022, het laatste uit een serie van drie, behandelt mr. R.P.F.M. Hafkenscheid het gewijzigde beleid van Nederland over de verrekenprijsbepaling van dienstverleningslichamen. Dat beleid reflecteert volgens de auteur de wens van Nederland niet langer een rol als doorstroomjurisdictie te spelen. De auteur behandelt het standpunt dat de vergoeding voor de diensten van een dienstverleningslichaam wordt bepaald op basis van de mate van ‘control’ over de risico’s van de leningenportefeuille en of het lichaam de financial capacity heeft de aanvaarde risico’s te dragen. Het nieuwe beleid zal naar de mening van de auteur verdragspartners eerder doen besluiten dienstverleningslichamen toegang tot belastingverdragen met Nederland te ontzeggen. De auteur vraagt zich af hoe bestaande dienstverleningslichamen moeten omgaan met het verleden, waarin de vergoeding nog niet moest worden bepaald op basis van control, maar met behulp van het Vraag- en antwoordbesluit. Het artikel behandelt verder hoe de mate van control moet worden bepaald, nu het besluit daarover geen richtlijnen geeft en artikel 8c Wet Vpb volgens de auteur niet richtinggevend is.

Producten: WFR-signaleringen

10