Op dinsdag 31 januari 2023 is nummer 7464 verschenen. In deze aflevering zijn de volgende bijdragen opgenomen:

  • Mr. dr. G.K. Fibbe & mr. drs. M.M. Makkinje RA - De Wet minimumbelasting 2024 en de verhouding tot art. 1 EP EVRM
    In deze bijdrage geven auteurs hun visie op de verhouding van Pijler 2 tot art. 1 Eerste Protocol van het EVRM. In hoofdlijnen worden de belangrijkste maatregelen uit het consultatiewetsvoorstel Wet Minimumbelasting 2024 besproken. Tevens bespreken zij kort het EVRM en enige jurisprudentie van het EHRM. Auteurs zien een spanning optreden in een situatie waarbij de nationale belastingdruk als gevolg van de Pijler 2-regels de 100% overstijgt. De auteurs vragen zich af of dit op grond van het EVRM proportioneel is en werpen tevens de vraag op of het EHRM voor wetgeving zoals Pijler 2 een (nieuwe) grensoverschrijdende proportionaliteitstoets zal ontwikkelen. Auteurs signaleren dat de Nederlandse politiek aan de vooravond staat om onder stoom en kokend water zeer complexe wetgeving in te voeren die wat betreft de toepassing op laagbelaste groepsentiteiten in andere landen kenmerken vertoont van een vorm van fiscaal kolonialisme. Door het invoeren van Pijler 2 wordt druk op minder ontwikkelde landen uitgeoefend om deze maatregelen ook in te voeren. Het zou de auteurs sympathiek voorkomen wanneer de wetgever ervoor kiest om de IIR en UTPR niet toe te passen ten aanzien van laagbelaste groepsentiteiten in ontwikkelingslanden.
  • Mr G.J. van Slooten - Toch nog maar een keer: de caleidoscoop van Hamamatsu Photonics
    Op 17 mei 2022 wees het Duitse Bundesfinanzhof zijn eindarrest in de procedure van Hamamatsu Photonics Deutschland. Het bevestigde het oordeel van het Hof van Justitie (HvJ) van 20 december 2017 dat de neerwaartse bijstelling van de transactiewaarde in die procedure niet tot teruggaaf van invoerrechten leiden. Dat oordeel van het HvJ zorgde en zorgt nog steeds voor veel beroering omdat daarin gelezen wordt dat als een verrekenprijs wordt gehanteerd die achteraf met zogenaamde ‘retrospective price adjustments’ wordt bijgesteld, de douanewaarde niet op basis van de transactiewaardemethode kan worden bepaald. In zijn bedrage betoogt de auteur dat dit laatste niet het geval is, maar dat het HvJ enkel tot uitdrukking heeft willen brengen dat als dergelijke bijstellingen niet vooraf ondubbelzinnig zijn vastgelegd in de contractuele bedingen, daarmee bij het bepalen van de douanewaarde geen rekening kan worden gehouden. Daarmee borduurt het HvJ voort op zijn arrest Mitsuï. Dit betekent dat als die bijstellingen wél zijn vastgelegd, daarmee wel degelijk rekening moet worden gehouden. In beide gevallen wordt de douanewaarde echter wel degelijk op basis van de transactiewaardemethode bepaald.
  • mr. D.J. Franssen - De kruistocht tegen dividendstripping
    Met het Duitse ‘CumEx-schandaal’ in het achterhoofd hebben de media en de autoriteiten hun pijlen op dividendstripping gericht. Daarbij lijkt men de term ‘dividendstripping’ op te vatten als een ruim begrip dat ziet op alle soorten handel in aandelen waarmee, althans in de ogen van de autoriteiten, oneigenlijke voordelen worden behaald. Dit terwijl de wetgever in antimisbruikmaatregelen zeer precies heeft gedefinieerd onder welke voorwaarden sprake is van dividendstripping, bijvoorbeeld in artikel 25, lid 2, VPB. Eerst nadat komt vast te staan dat bepaalde handelingen onder de termen van dergelijke antimisbruikbepalingen kunnen worden gebracht, kan fiscaal-strafrechtelijke handhaving geïndiceerd zijn. Daarom vindt de auteur het verontrustend dat de FEC-projectgroep bepaalde handelsstrategieën in het kennisdocument inzake dividendstripping aanmerkt als evidente hoofdvormen van dividendstripping, terwijl deze handelsstrategieën in zijn ogen niet altijd onder de termen van de eerder genoemde antimisbruikbepaling kunnen worden gebracht. Daardoor dreigen betrokkenen ten onrechte met fiscaal-strafrechtelijke onderzoeken te worden geconfronteerd.
  • mr. A.M.A. de Beer - BOR: bedrijfsopvolging met preferente aandelen en de (rigide) landingsplatformbenadering
    In deze bijdrage onderzoekt auteur of de BOR reële gevallen van gefaseerde bedrijfsopvolging met preferente aandelen faciliteert. Aanleiding van dit onderzoek is de zogenoemde ‘landingsplatformbenadering’ van de Belastingdienst. Auteur zal voorts suggesties doen ter verbetering van de regeling.
  • Rubriek Parlementair

Producten: WFR-signaleringen

29