Belanghebbende treedt in 2005 in dienst bij A bv. In de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat belanghebbende bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst recht heeft op een bruto jaarsalaris. Op verzoek van belanghebbende en A bv is de 30%-regeling op belanghebbende van toepassing verklaard. In 2008 wordt belanghebbende ontslagen en ontvangt hij een ontslaguitkering. In geschil is of de 30%-regeling van toepassing is op de ontslaguitkering. Volgens Rechtbank 's-Gravenhage is de 30%-regeling niet van toepassing.
Hof 's-Gravenhage (MK I, 26 juli 2011, BK-10/00180, V-N 2011/64.2.3) oordeelt dat de ontslagvergoeding niet ten nauwste verband houdt met bepaalde door belanghebbende verrichte arbeid. Volgens het hof vindt de vergoeding meer algemeen haar oorzaak in het voorheen door belanghebbende verricht hebben van arbeid. Het hof overweegt daarbij dat de vergoeding is gefixeerd op één bruto jaarsalaris en niet afhankelijk is van de duur en omvang van door belanghebbende voor A bv verrichte arbeid. Verder acht het hof van belang dat belanghebbende de vergoeding ook ontvangen zou hebben als de arbeidsverhouding na één maand zou zijn beëindigd. Het hof merkt de vergoeding aan als loon uit vroegere arbeid. Nu de 30%-regeling alleen van toepassing is op loon uit tegenwoordige arbeid, heeft belanghebbende geen recht op toepassing van de 30%-regeling. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).