Advocaat-generaal IJzerman bespreekt de verhouding tussen naheffing van parkeerbelasting en de strafrechtelijke bestraffing van fout parkeren.

X is het niet eens met een naheffingsaanslag parkeerbelasting van de gemeente Den Haag. X stelt dat er geen sprake was van (fiscaal) parkeren maar van fout parkeren, hetgeen valt onder de Wet Mulder.

Advocaat-generaal IJzerman bespreekt de verhouding tussen naheffing van parkeerbelasting en de strafrechtelijke bestraffing van fout parkeren. De auto van X stond met twee wielen op het trottoir. X stelt dat dit weliswaar kan leiden tot een strafsanctie, maar niet tot constatering van (fiscaal) parkeren. De A-G is het niet eens met het uitgangspunt van X dat elk strafrechtelijk onjuist parkeren eraan in de weg zou staan dat terzake van dat parkeren parkeerbelasting kan worden geheven. Alleen als wordt geparkeerd op een plaats waar dat wettelijk verboden is, is naheffing van parkeerbelasting categorisch uitgesloten, aldus de A-G. Hoewel X zijn auto op een verboden wijze heeft neergezet, stond die wel degelijk op een plek waar parkeren niet verboden is. Dan is hier volgens de A-G de grondslag aanwezig voor de heffing van parkeerbelasting en is aldus voldaan aan de eisen van het legaliteitsbeginsel. Nu er geen sprake is van verboden samenloop, houdt de A-G het overigens voor mogelijk dat ter zake ook sprake is van een strafrechtelijke overtreding die kan worden bestraft (Mulder feit). De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van X ongegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 234

Gemeentewet 225

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 15 november

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen