Belanghebbende, X, is hoofdagent. In het kader van de uitoefening van zijn dienstbetrekking doet hij mee aan rijoefeningen op de motor op een militair oefenterrein. Tijdens de rijoefeningen rijdt X in een (ten onrechte) niet afgezette ‘tankval' waardoor hij ernstig gewond raakt. In 2009 ontvangt X van zijn werkgever twee uitkeringen, te weten een uitkering van € 39.711,08 uit een door zijn werkgever afgesloten collectieve dienstongevallenverzekering op grond van artikel 54a van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en een uitkering van € 8.848,84. Het laatstgenoemde bedrag is door de verzekeraar van een collectieve privé ongevallenverzekering via de werkgever aan de hoofdagent (door)betaald. Op beide uitkeringen houdt de werkgever loonheffing in. In geschil is of de inspecteur terecht beide uitkeringen tot het belastbaar inkomen uit werk en woning rekent.
Hof Arnhem oordeelt dat de Barp-uitkering rechtstreeks voortvloeit uit de dienstbetrekking en daarom tot het belastbaar inkomen uit werk en woning dient te worden gerekend. Op de uitkering van € 8.848.48 bestaat echter geen rechtstreeks uit de dienstbetrekking voortvloeiende aanspraak. De werkgever betaalt dit bedrag aan X in verband met een (mogelijke) claim wegens werkgeversaansprakelijkheid. Eerst na het ongeval - en na het oordeel van een verzekeringsdeskundige - gaat de werkgever akkoord met uitbetaling van dit bedrag.