X is een kapitaalvennootschap opgericht naar het recht van Belize. Volgens de inspecteur is X in Nederland gevestigd, omdat haar enig aandeelhouder/uiteindelijk gerechtigde (de heer Y) in Nederland woont en en hij vanuit zijn woonadres de diensten van X verricht. In geschil zijn de BTW-naheffingsaanslagen over 2015 en 2015, alsmede de vergrijpboeten. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X in Nederland is gevestigd, zodat zij wordt geacht haar diensten in Nederland te verrichten (art. 37e Wet OB 1968). De boeten worden vernietigd, omdat sprake is van samenloop met de boeten die aan Y als haar uiteindelijk gerechtigde zijn opgelegd. Zowel Y als de inspecteur gaan in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat uit het door de inspecteur ingestelde onderzoek weliswaar volgt dat Y betrokken is geweest bij X, maar niet dat hij de feitelijke bestuurder was en dat ook anderszins niet is gebleken dat hij gerechtigd was om namens haar bezwaar en (hoger) beroep in te stellen. Zijn bezwaar, beroep en hoger beroep worden niet-ontvankelijk verklaard. Hierdoor is het incidentele hoger beroep van de inspecteur ook niet-ontvankelijk. Ten aanzien van het materiële geschil wordt overwogen dat niet is vastgesteld dat Y de feitelijke bestuurder is, zodat X niet in Nederland is gevestigd en het bewijsvermoeden van art. 37e Wet OB 1968 ook niet van toepassing is.
Wetingang:
Wet op de omzetbelasting 1968 artikel 37E
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 26A
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 67F
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 30 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag