X dient 4 bouwaanvragen in. Aan hem worden leges in rekening gebracht. De vergunningen worden geweigerd. Na bezwaar zijn de legesnota's verminderd. X stelt in beroep dat bij een bestemmingsplan van meer dan 10 jaar oud geen leges geheven mogen worden. De Rechtbank Breda overweegt dat de (vernieuwde) Wet op de ruimtelijke ordening, na het indienen van de bouwaanvragen in werking is getreden. X kan dan niet met succes een beroep doen op de nieuwe wettekst. Vast staat dat X aanvragen voor bouwvergunningen heeft ingediend en dat de gemeente deze in behandeling heeft genomen. Het belastbare feit heeft zich dus voorgedaan. Dat de vergunningen geweigerd zijn maakt dit niet anders. X beroept zich op opgewekt vertrouwen, doordat de heffingsambtenaar expliciet heeft gezegd dat de bouwvergunningen verleend zouden worden. X stelt dat hij op de afgifte van de vergunningen mocht vertrouwen en om die reden de vergunningaanvragen heeft ingediend. De rechtbank overweegt dat de Hoge Raad in het arrest van 22 juli 1982, nr. 21 112, BNB 1983/20, heeft bepaald dat de belastingrechter weliswaar aandacht dient te schenken aan mogelijke strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, maar dat de toepassing beperkt dient te worden tot gedragingen van de overheid met betrekking tot de belastingheffing. De heffingsambtenaar heeft zich over de vraag of de bouwvergunningen terecht zijn geweigerd niet expliciet uitgelaten. Daarover lopen bij de bestuursrechter nog procedures. De heffingsambtenaar heeft ook niet expliciet gesteld dat geen bouwleges geheven zouden worden. In deze belastingprocedure kan van strijd met het vertrouwensbeginsel dan ook geen sprake zijn. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond en vermindert de leges tot de door de heffingsambtenaar voorgestane bedragen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Breda
Editie: 13 februari