X is gebruiker van een recreatiewoning in Haren. Voor de gemeentelijke herindeling in 2019 ontvangt zij van de gemeente Haren een aanslag afvalstoffenheffing van laatstelijk € 97,30. Na de toetreding tot de gemeente Groningen worden over 2021 en 2022 geen aanslagen opgelegd. Voor 2023 volgt een aanslag van € 308,52. De tarieventabel, die hoort bij de gemeentelijke Verordening afvalstoffenheffing 2023, bevat een tarief voor recreatiewoningen “waarvan de gebruiker niet als ingezetene staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP)”. X stelt dat dit tarief niet geldt, omdat zij wél als ingezetene staat ingeschreven op het adres van haar hoofdverblijf in een andere gemeente.
Rechtbank Noord-Nederland vernietigt de aanslag afvalstoffenheffing voor een recreatiewoning aan het Paterswoldsemeer. De aanslag is gebaseerd op het tarief dat volgens de tarieventabel geldt voor recreatiewoningen waarvan de gebruiker niet in de BRP is ingeschreven. X stond echter wel in de BRP ingeschreven, zij het in de gemeente van haar hoofdverblijf. Een gemeentelijke belastingverordening moet helder en objectief zijn. De tekst laat geen ruimte voor interpretatie: het tarief geldt uitsluitend voor gebruikers die nergens in Nederland in de BRP staan ingeschreven. Dat de gemeentelijke wetgever eigenlijk ook gebruikers van recreatiewoningen met elders geregistreerde adressen wilde belasten, is niet relevant. Omdat dit onderdeel van de tarieventabel als lex specialis voorgaat op de algemene tariefbepalingen, kan de heffingsambtenaar niet terugvallen op die algemene tarieven. Het beroep van X is gegrond.
Wetingang:
Wet milieubeheer artikel 15.33
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Milieuheffingen
Editie: 6 november
Informatiesoort: VN Vandaag