Belanghebbende, registeraccountant X, verricht vanaf 1 januari 2025 fulltime werkzaamheden voor Y BV, een organisatie van accountants en belastingadviseurs, met zes kantoren in Nederland. Partijen sluiten hiertoe een overeenkomst van opdracht. Naast de werkzaamheden op het gebied van accountancy, begeleidt X twee medewerkers op het kantoor van Y BV. Y BV zegt de overeenkomst op 20 mei 2025 op. X stelt echter dat er geen sprake is van een overeenkomst van opdracht, maar van een arbeidsovereenkomst. X vordert dan ook een gefixeerde schadevergoeding, transitievergoeding en een billijke vergoeding. Volgens Y BV kan er geen sprake zijn van een arbeidsovereenkomst, omdat de overeenkomst niet is aangegaan met X, maar met zijn BV.
Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat, alle feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, sprake is van een arbeidsovereenkomst. Accountant X heeft dan ook recht op een gefixeerde schadevergoeding, transitievergoeding en een billijke vergoeding. De rechtbank wijst er daarbij op dat het werk van X volledig was ingebed in de organisatie en dat hij fulltime werkzaam was. Verder had hij niet de vrijheid om zelf te bepalen wanneer en waar hij zijn werkzaamheden zou uitvoeren. Daarnaast acht de rechtbank nog van belang dat het X ook niet vrij stond om zonder toestemming van Y BV werk te verrichten voor andere opdrachtgevers. Volgens de rechtbank is ook niet gebleken van enig ondernemerschap of het lopen van commercieel risico door X. Zo ontving hij maandelijks een vaste beloning waarbij hij geen enkel ondernemersrisico liep. Zowel intern als extern trad hij naar buiten onder de vlag van Y BV. De rechtbank kent X een vergoeding van in totaal € 67.000 toe.
Wetingang:
Wet op de loonbelasting 1964 artikel 2
Burgerlijk Wetboek Boek 7 artikel 610
Instantie: Rechtbank Midden-Nederland
Rubriek: Arbeidsrecht, Loonbelasting, Inkomstenbelasting
Editie: 28 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag