Belanghebbende, X bv, koopt jonge gebruikte auto's uit Duitsland. De auto's zijn oorspronkelijk door ondernemers gebruikt die de in rekening gebrachte btw hebben afgetrokken. Duitse handelaren factureren de btw-auto's aan Spaanse vennootschappen. Bij deze ICL wordt het nultarief toegepast. De Spaanse vennootschap factureert de auto's vervolgens – onder toepassing van de margeregeling – aan X bv. X bv geeft geen btw aan voor de auto's, omdat er sprake is van een ICL. X bv verkoopt de auto's vervolgens – onder toepassing van de margeregeling – aan M bv. De auto's worden vervolgens door de handelaren aan en vertegenwoordiger van X bv overgedragen en rechtstreeks vanuit Duitsland naar Nederland vervoerd. De inspecteur legt btw-naheffingsaanslagen aan X bv op. Volgens de inspecteur zijn de auto's ten onrechte als marge-auto aan X bv geleverd en heeft X bv dan ook ten onrechte de margeregeling toegepast.
Rechtbank Arnhem is van oordeel dat de Spaanse vennootschappen niet de macht hebben gehad om als eigenaar over de auto's te beschikken. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat er in Duitsland een levering heeft plaatsgevonden van de Duitse autohandelaar aan X bv, zodat de margeregeling ten onrechte is toegepast. Hieraan doet volgens de rechtbank niet af dat voor de btw-auto's, op verzoek van X bv, in Spanje margefacturen zijn opgesteld. De rechtbank overweegt daarbij dat in de margeregeling niet is vermeld dat het opmaken van een factuur voldoende is om van een btw-auto een marge auto te maken. De naheffingsaanslagen zijn terecht opgelegd.