Belanghebbende (X) wordt door zijn werkgeefster op staande voet ontslagen. Hij vecht dit ontslag aan. De kortgedingrechter draait het ontslag op staande voet terug. Naar aanleiding van het vonnis ontvang belanghebbende in 2006 van zijn werkgeefster een bedrag aan achterstallig loon. Verder ontvangt belanghebbende een WW-uitkering. In zijn IB-aangifte voor het jaar 2006 brengt belanghebbende de advocaatkosten – van € 24.966 – in aftrek op zijn inkomen uit werk en woning. Rechtbank Arnhem verklaart belanghebbendes beroep ongegrond.
Hof Arnhem (MK I, 5 juli 2011, 10/00557, V-N 2011/55.1.3) oordeelt dat belanghebbende de advocaatkosten niet in aftrek kan brengen. Het hof wijst er op dat de Wet IB – de reisaftrek uitgezonderd – geen mogelijkheid kent tot aftrek van "beroepskosten". Het hof overweegt hierbij dat tijdens de parlementaire behandeling van de Wet IB 2001 uitvoerig aan de orde is geweest of er een aftrekpost moest worden gecreëerd voor de kosten die werknemers maken bij een arbeidsconflict. Het hof wijst ook nog op de jurisprudentie van de Hoge Raad waarin is geoordeeld dat de wettelijke uitsluiting van aftrek van beroepskosten niet discriminatoir is. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).