Rechtbank Den Haag oordeelt dat X de opgevoerde specifieke zorgkosten niet aannemelijk maakt. De aftrekposten zijn terecht niet in aanmerking genomen.
X doet aangifte IB/PVV voor het jaar 2022 met een belastbaar inkomen van € 23.900. Hij voert € 4.119 aan specifieke zorgkosten en € 5.074 aan restant persoonsgebonden aftrek (PGA) op. De inspecteur verzoekt X meerdere keren om onderbouwing van deze aftrekposten, maar X reageert niet. X dient een herziene aangifte in met een belastbaar inkomen van € 20.095 en € 7.924 aan specifieke zorgkosten. De inspecteur stelt de aanslag vast op € 33.093 zonder de aftrekposten te accepteren. X maakt bezwaar, maar geeft wederom geen onderbouwing. De inspecteur wijst het bezwaar af. Tijdens de zitting stelt X dat hij de brieven van de inspecteur niet heeft ontvangen en dat hij een onverplichte eigen bijdrage in de thuiszorgkosten als PGA heeft willen aftrekken, maar hij onderbouwt dit niet. In geschil is of de aangegeven aftrekposten terecht niet in aanmerking zijn genomen.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X niet aantoont dat de opgevoerde specifieke zorgkosten daadwerkelijk zijn gemaakt en niet voor vergoeding in aanmerking komen. X maakt ook niet aannemelijk dat het opgevoerde bedrag van € 5074 als persoonsgebonden aftrekpost in aanmerking komt. De rechtbank stelt dat de bewijslast voor aftrek van specifieke zorgkosten op X rust en dat hij hierin niet slaagt. Het argument van X dat hij de brieven van de inspecteur niet heeft ontvangen wordt verworpen, omdat de bewijslastverdeling voortvloeit uit het systeem van de wet. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Wet inkomstenbelasting 2001 6.1
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 24 juni
Informatiesoort: VN Vandaag