Vof X exploiteert een landbouw- en veeteeltbedrijf en heeft vijf vennoten. In 2005 laat één van de vennoten samen met zijn echtgenote een woning bij het bedrijf bouwen. De woning wordt in 2006 in gebruikgenomen. Vervolgens wordt circa 10% daarvan aan vof X in gebruik gegeven, die hiervoor een vergoeding betaalt. Voor de btw is in geschil of vof X ter zake van de bouw recht heeft op aftrek van voorbelasting en wel voor het geheel, zoals vof X stelt.
Rechtbank Breda oordeelt dat de vennoot de afnemer van de dienst is en niet vof X, zodat vof X ten onrechte aftrek van voorbelasting claimt. Het maakt niet uit dat de vennoot een deel van de woning aan vof X in gebruik heeft gegeven. De vennoot is namelijk niet te vereenzelvigen met de vof. De woning kan dus niet tot het ondernemingsvermogen van de vof behoren. Voorts is niet in geschil dat de vennoot zelf geen btw-ondernemer is. Vof X heeft wettelijk gezien geen recht op aftrek van de voorbelasting. Op grond van het Besluit van 22 januari 2004, nr. CPP2003/602M kan vof X echter toch het "zakelijke"? deel van voorbelasting aftrekken. Het beroep van vof X is deels gegrond.