Rechtbank Breda houdt naheffingsaanslagen fosfaatheffing en stikstofheffing in stand omdat pluimveehouderij bv X niet met schriftelijke bewijsstukken aannemelijk maakt dat afvoer van mest naar een afnemer in Duitsland heeft plaatsgevonden, maar verlaagt de boete naar € 70.000.

Uit een opsporingsonderzoek in 2003 van de Algemene Inspectiedienst (AID) blijkt dat een groot aantal - door pluimveebedrijf bv X - opgemaakte afleveringsbewijzen van afgevoerde mest vermoedelijk vals is. Uit verhoren blijkt dat vermoedelijk in werkelijkheid in het geheel geen mest naar A GmbH in Duitsland is afgevoerd. De inspecteur accepteert de in de mestboekhouding als 'afvoer' geboekte hoeveelheden mest niet en legt bv X daarom naheffingsaanslagen fosfaat- en stikstofheffing op van in totaal ruim € 260.000 plus een vergrijpboete van 50% (ruim € 130.000). Bv X gaat daartegen in beroep. Rechtbank Breda houdt de naheffingsaanslagen in stand omdat bv X niet met schriftelijke bewijsstukken de hoeveelheid afgevoerde dierlijke meststoffen aannemelijk kan maken. Ter zake van de opgelegde boete overweegt de rechtbank dat bv X grove schuld kan worden verweten, omdat zij bewust onjuiste informatie in haar administratie heeft vermeld. De rechtbank kan evenwel niet uitsluiten dat er in een enkel geval mogelijk wel een levering aan A GmbH is geweest. Gezien deze onzekerheidsfactor, de tekortkomingen in de boekhouding en de hoogte van de ontdoken mestheffingen, oordeelt de rechtbank dat een boete van € 100.000 wegens grove schuld passend en geboden is. Wegens undue delay vermindert de rechtbank vervolgens de boete met 30% tot € 70.000; vanaf het moment dat X bv van het voornemen tot het opleggen van de boete in kennis is gesteld tot aan de uitspraak is nl. bijna zes jaar verstreken

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Milieuheffingen

Instantie: Rechtbank Breda

Editie: 13 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen