Hof Amsterdam beperkt de afwaardering van een tbs-vordering in box 1 tot het bedrag waarmee deze vordering de schuld op de bv opgenomen in box 3 overtreft.

X (belanghebbende) bezit samen met zijn echtgenote Y alle aandelen van X-Y Holding bv. In zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2007 waardeert X zijn rekening/courant vordering op X-Y Holding bv ad € 220 191 af tot nihil, ten laste van het ‘resultaat uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen'. Verder heeft X in deze aangifte zijn rekening/courant schuld aan X-Y Holding bv ad € 184.455 per ultimo 2007 in box 3 opgenomen voor nihil. Op 1 oktober 2007 zijn de aandelen in X-Y Holding bv verkocht aan een derde voor € 1. In geschil of de inspecteur terecht het door X geclaimde verlies op ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen ad € 220 191 (zijnde de afwaardering van de vordering) heeft beperkt tot het bedrag waarmee deze vordering de vrijval van de schuld aan X-Y Holding bv ad € 184.455 overtreft.

Hof Amsterdam komt tot hetzelfde oordeel als de rechtbank, inhoudende dat voorafgaand aan de verkoop en levering van de aandelen op ‘closing' de rekening/courant vordering van X op X-Y Holding bv en zijn rekening/courant schuld aan deze bv met elkaar zijn verrekend waarna - gelijktijdig met de verkoop en levering van de aandelen op closing - de per saldo resterende vordering op X-Y Holding bv voor 1 euro is verkocht aan de koper van de aandelen. Door verrekening zijn de vordering en de schuld van X tot hun gemeenschappelijk beloop tenietgegaan en blijft een vordering van X over tot een nominaal bedrag van € 35 736. Van afwaardering van deze vordering tot een hoger bedrag dan € 35 736 kan geen sprake zijn zodat de inspecteur de afwaardering in box I volgens het hof terecht niet heeft geaccepteerd. Het hoger beroep van X is ongegrond.

Lees ook het thema De terbeschikkingstellingregelingen.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

44

Gerelateerde artikelen