Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur ten onrechte beschikkingen op grond van art. 9.6 Wet IB afgeeft voor jaren vóór 2010. De rechtbank vernietigt deze beschikkingen wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag.

X ontvangt voor de jaren 2000-2008 aanslagen IB/PVV. In 2024 dient X bezwaren in tegen deze aanslagen, die de inspecteur niet-ontvankelijk verklaart vanwege overschrijding van de bezwaartermijn. Daarnaast verzoekt X om ambtshalve vermindering van de aanslagen over dezelfde jaren. De inspecteur wijst deze verzoeken af en geeft beschikkingen af op grond van art. 9.6 Wet IB, hoewel deze bepaling pas vanaf 2010 geldt. X stelt beroep in tegen zowel de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren als tegen de afwijzing van de verzoeken om ambtshalve vermindering. 

In beroep is in geschil of de inspecteur terecht beschikkingen op grond van art. 9.6 Wet IB afgeeft voor aanslagen IB/PVV van vóór 2010.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur ten onrechte beschikkingen op grond van art. 9.6 Wet IB afgeeft voor belastingjaren vóór 2010, omdat deze bepaling uitsluitend geldt voor aanslagen vanaf 2010. De rechtbank vernietigt daarom de beschikkingen en de uitspraken op bezwaar hierover. De rechtbank overweegt dat verzoeken om ambtshalve vermindering voor oudere jaren niet via art. 9.6 Wet IB kunnen worden behandeld en dat tegen afwijzing van dergelijke verzoeken geen rechtsmiddelen openstaan. De beroepen tegen de beschikkingen zijn gegrond, terwijl de beroepen tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren ongegrond zijn.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 22j

Algemene wet bestuursrecht 6:9

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Wet inkomstenbelasting 2001 9.6

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting

Editie: 23 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

22

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen